Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/219

Deze pagina is proefgelezen

van een klein zeil, en de donkerheid van den nacht, naamen zy de wyk naar de punt Parham, en hadden het geluk tot myn groote spyt te ontvlugten. Des morgens van den 4den July, ligtten wy het anker. Den hoek voorby gezeilt zynde, zakten wy met de vloed af, tot aan Elizabeth's Hoop, eene schoone Koffy-Plantagie, waar van de eigenaar, de heer KLEYNHANS, ons noodigde om dezelve te bezichtigen, ons alle mogelyke vriendelykheden bewees, en myn vaartuig met verkoelende vruchten en groenten vulde. Hy zeide ons, dat hy ons lot beklaagde, en voorzeide ons alle de onheilen, waar mede wy gedreigd wierden, voornamelyk uit hoofde van het regen-saisoen, het welk te wagten stond, en zelfs reeds begonnen was door veelvuldige plasregens, met zeer zwaare donderslagen vergezelt. "Wat uwe vyanden betreft, voegde hy 'er by, maakt staat, dat gy 'er, geen één zien zult. Zy zullen u nimmer voor de vuist durven aantasten, en zullen veelëer u altyd overrompelen: zyt dus wel op uw hoede, myn Heer. — Maar de luchtstreek! de luchtstreek zal u het leven kosten! Echter, vervolgde hy, ik moet den yver van uwen Bevelhebber bewonderen, die u liever op deeze wyze wil bloot stellen, dan u te Paramaribo werkeloos te houden". De heer KLEINHANS