hem met den kop in 't water te houden, tot dat hy verdronken was. Myn hart bloedde echter: de stervende oogen van het dier zogten steeds naar de myne, en scheenen my myne wreedheid te verwyten: zy doofden eindelyk langzamerhand uit, en hy stierf. Ik was over zyne straf zoodanig aangedaan, dat, toen zy gereed gemaakt waaren, ik nog van hem, nog van zynen medemakker proeven konde, schoon ik zag, dat zy aan zommige anderen eene lekkere maaltyd verschaften.
De aapen, vooral wanneer ze jong zyn, zyn niet kwaad om te eeten. Men kan dit gemakkelyk begrypen, dewyl zy zig niet dan met vrugten, nooten, eijeren en jonge vogels, enz, voeden. Naar myne gedachten, zyn alle jonge viervoetige dieren eetbaar; maar indien men eenigen der aapen, welke men in de bosschen dood, vergelykt by die walgelyke en vuile beesten, die langs de straaten loopen, is het niet te verwonderen, dat een kiesche maag een afkeer van dit voedzel heeft. Ik heb de eerstgemelden verscheiden maalen gekookt, gebraden en gestooft gegeeten, en ik heb hun vleesch altyd wit, sappig en goed gevonden. Het eenige dat my stuitte, waaren hunne kleine handen en kop, die gevilt zynde, naar die van een kind geleeken.
Ik heb reeds opgemerkt, dat 'er verscheiden