Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 1 (1799).pdf/36

Deze pagina is proefgelezen

door LINNÆUS genoemt word exocetus volitans, welker gedaante genoegzaam met die van een haring overeenkoomt. Dit dier heeft een platte rug en een donkere olyfkleur; de zyden en de buik zyn van een zeer schitterende wit zilver kleur. Het heeft een kleine bek, groote oogen, een staart als een tweetandige vork, de schubben aan elkander vast, hard, en mede van eene wit zilvere kleur. Zyne vinnen dienen aan het zelve des noods tot vlerken; maar het kan 'er zig niet van bedienen dan zoo lang ze vochtig zyn: zoo dra ze beginnen op te droogen, valt het in de zee. De oppervlakte deezer vinnen is van eene goud-kleur, en derzelver uiteinden zyn heerlyk met hemelsblauw gespikkeld; haare lengte staat gelyk met die van het lyf van den visch, en deszelfs vlucht, waar van hy geen gebruik maakt, dan om de vervolging van den zee-braassem of van eenigen anderen geduchten vyand te ontwyken, is altoos recht uit, en van korten duur, uit hoofde van de noodzakelykheid, waarin hy zig bevind, om zyne wieken dikwils nat te maaken[1]. Men vind visschen van dit soort

  1. Ik weet niet, dat men van deeze noodzakelykheid immer eene voldoende reden gegeven heeft: die slymige stof, die de vinnen of wieken bedekt, verhardt misschien zoodanig door de hette der zon en de werking van