van veertien jaaren, genaamd CADETTI; men geesselde hem alle dagen, geduurende de eerste maand; men liet hem op den grond en op den rug met yzers aan de voeten slapen, geduurende de geheele tweede maand; men deed hem een driehoek [1] om den hals, geduurende de derde maand, om hem te beletten van in de bosschen te loopen; geduurende de vierde maand ketende men hem nacht en dag in een honden-hok, aan den waterkant, met last om te roepen, zoo dikwils 'er een vaartuig of kano voor by voer; de Opzichter veranderde eindelyk de straf van maand tot maand, en altyd op eene nieuwe manier; het gevolg daar van was, dat deeze jongeling geheel krom wierd; hy scheen geheel van gevoel beroofd te zyn, en had geen ander voorkomen, dan van een beest. De schelm van een Opzigter was echter grootsch op de schoonheid der slaven, en zomtyds zelfs, uit vreeze van hunne huid te bederven, strafte hy verscheiden van hun, die door hunne rooveryen en misdaden de galeijen verdiend hadden, alleenlyk met een twintig-tal geesselslagen. Zie daar, welke de open-
- ↑ Deeze driehoeken hebben drie punten, zynde lang en met weerhaken, gelykende naar kleine dreggen, en die uit een yzeren halsband uitkomen.
Aanteek. v. d. Schryver.