uit Gasconje, om u te dienen". Het vaartuig ging, na deeze weinige woorden, oogenblikkelyk voort, en ik zag my buiten staat, om het zelve in te haalen, of weder aan land te komen. In zulk eene benaauwdheid stond my niets anders, dan den dood te wagten; want het was onmogelyk, om tegen den stroom op te zwemmen, vooral, daar myne kleederen my in den weg waren: ik beproefde het egter, maar ging twee keeren naar den grond. Ik zoude aldaar buiten twyffel hebben moeten blyven, indien ik eindelyk niet eenig paalwerk gevat had, het welk in de Rivier gestoken was om visch te vangen, en my daar aan stevig had vast gehouden. In deeze gesteldheid riep een Hollandsch Timmerman, die my boven van een Suikermolen zag, uit al zyn kragt, dat de Engelsche Capitain zig wilde verdrinken. Op deeze woorden sprong een dozyn sterke Negers in de Rivier, en wel dra, onder het oog van mynen vriend, den Major MEDLAR, die vry genegen was, om het bericht van den Hollander te gelooven, grepen zy my, en namen my op hunne schouders, om my aan wal te brengen. De woede over de onbetamelyke bejegening, die my wedervaren was, de pyn, het gevaar, en de schande zelfs, vervoerden my dermaten, en maakten zulk eenen sterken indruk op mynen geest, dat ik
Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 2 (1799).pdf/162
Deze pagina is proefgelezen