ondoenlyk geweest den minsten tegenstand te bieden: de grond was bezaait met elendigen, die door eene brandende koorts gefolterd wierden. De Colonel zelf was hopeloos; zyne tong verdroogde in zyn mond, en zyne lippen waaren geheel zwart; zulk een bitter lyden verduurde hy. In deezen staat konde ik, hoe weinig hy het ook verdienen mogt, myn mededogen niet weigeren.
Intusschen aten eenige soldaaten by aanhoudenheid van hun gezouten varkens-vleesch; anderen trokken elkander vier aan vier voort, en zogten eenige droppelen daauw, op bladeren van boomen verspreid. Wat my betreft, ik ondervond tans, voor welken yver een Neger, die door zynen meester wel behandeld word, vatbaar is. In deeze algemeene behoefte, bood de myne my een kalebas vol water aan, zoo goed als ik het in myn leven gedronken heb. Het was niet dan met de grootste moeite, dat het hem gelukte dit water van de bladen van eenige wilde pynboomen te haalen: zie hier, hoe deeze bewerking geschied.
Men houdt de plant in de eene hand, en in de andere een sabel of mes, waar mede men de plant beneden de bladen afsnydt. Vervolgens plaatst men onder de opening een kalebas of een glas, en het water loopt 'er zuiver, fris, en zomtyds in eene groote hoeveelheid in. De bladen van de