Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 2 (1799).pdf/42

Deze pagina is proefgelezen

zwemmende overstak; aan de overzijde gekomen zynde, ging ik daar een wyl langs; niets vindende, kwam ik te rug op dezelfde manier, en wy kwamen wederom op de legerplaats.

Op den middag, deed ik bericht aan den Colonel, die my voorkwam over deeze hoopelooze daad, welke hy niet verwagt had, verwonderd te zyn. En ik was het niet minder, wanneer hy my by de hand vatte, en aan zynen kamerdienaar gelastte, om my een fles wyn en een stuk ham te brengen. Men zal het misschien naauwlyks kunnen gelooven; maar het een was zuur, en het ander bedorven: het geschenk egter van gelyken aart, het welk ik hem gegeven had, was gezond en gaaf. Zulk eene laagheid veröntwaardigde my dermaten, dat ik boos opstond, en hem verliet, hem, zyn knecht, zyn wyn, zyn vleesch, en stinkende wormen. Ik stilde mynen honger met een stuk bischuit en drooge visch, die ik van een Neger kogt.

Den 7den January, trokken wy weder voort. Den zelfden dag vong ik één van die fraaije kapellen, waar van ik, by het verhaal van mynen tocht naar de Cottica, gesproken heb. Ik zal tans voortgaan met hem te beschryven, schoon ik zyn naam niet weet. Van het eene einde zyner vlerken tot aan het andere, was hy by de