Pagina:Stijl vol 01 nr 02 p 013-018.djvu/3

Deze pagina is proefgelezen

vizie daarentegen ziet deze noch in kunst noch in natuur. De alledaagsche vizie is de vizie van het individu, dat zich niet boven het individueele verheffen kan. Zoolang de materie individueel gezien wordt, kan de stijl niet gezien worden. Zoo staat de alledaagsche vizie alle kunst in den weg. Zij wil geen stijl in kunst, zij verlangt de gedetailleerde afbeelding. De kunstenaar daarentegen wil en zoekt stijl: dit is zijn strijd. Door den strijd tegen uiterlijk en innerlijk individueel-zijn groeit echter zijn stijlbegrip: al meer en meer bewust beeldt hij het universeele — het universeele, dat diep in hem, niet strijdt, maar intuïef spontaan zich uit en rustig zich ontplooit.
Het universeele in den kunstenaar doet hem in het individueele buiten hem een ordening erkennen, die zich, vrij van alle individueel-zijn openbaart. Die ordening is daarin echter gesluierd. De natuurlijke verschijning der dingen is meestal grillig volgroeid; hoewel het bestaande in indeeling en veelheid een bepaalde ordening vertoont, treedt deze meestal niet in klaarheid naar voren maar is door samengesteldheid van vormen en kleuren naar achteren gedrongen. Hoewel deze ordening in het natuurlijke, althans voor het ongeoefende oog, niet aanstonds zichtbaar is, is het tòch deze evenwichtige ordening, welke de diepste ontroering der harmonie in den aanschouwer bewerkt. Als nu de diepte der ontroering afhankelijk is van de mate der innerlijke harmonie, zal in die zelfde verhouding de evenwichtige ordening beseft worden. Wanneer de aanschouwer tot zekere bewustheid van de cosmische harmonie gekomen is, zal hij — t. w. het artistiek temperament — naar de zuivere beelding van harmonie, naar de zuivere beelding van de evenwichtige ordening gaan verlangen.
Is hij kunstenaar, zoo volgt hij zelfs niet meer de ordening op de wijze der natuur maar beeldt die inderdaad op de wijze der kunst: hij verwerkt de ordening, zooals we die visueel zien, in uiterste consequentie. De evenwichtige ordening, door ons individueel-zijn begrensd en gesluierd in het individueele, verschijnt dan zooals zij inderdaad is — n. l. als universeele ordening: de beelding toont het universeele van stijl in bepaaldheid. In den huidigen tijd blijft de evenwichtige ordening in de beelding dan toch nog zeer betrekkelijk: het onvolkomene kan het volkomene niet afspiegelen.
In den stijl op de wijze der natuur, daarentegen, is de ordening steeds min of meer gebonden aan de verschijning der natuur en kan dus niet exact als evenwichtige ordening gebeeld worden. Stijl op de wijze der natuur werd in de traditioneele schilderkunst geëischt, omdat deze directe beelding van het bizondere, naast de beelding van het universeele, inhield.
Zoo b.v. in portretkunst: het bizondere type is niet te beelden zonder natuurlijken vorm of natuurlijke kleur. Ook het bizondere: landschap, stilleven — alle bizonderheid.
Daar alle bizonderheid-in-verschijning een bizondere inhoud heeft, en een bizondere sensatie opwekt, welke, in de natuurlijke verschijning der dingen gebeeld, niet met de kracht der realiteit zelve tot ons komt, is de moderne tijd tot andere wijzen van beelden gedwongen. Deze wijzen hebben echter, als stijl, slechts levensvatbaarheid in de toekomst, voor zooverre zij de beelding van het universeele uit die van het individueele in meerdere bepaaldheid naar voren brengen. Doen zij dit inderdaad, dan vervalt echter weder de preciese beelding van het bizondere. Zoo

15