Pagina:Stijl vol 01 nr 02 p 013-018.djvu/5

Deze pagina is proefgelezen

gebeeld wordt, den verschijning, doordat zij van het natuurlijke ontstaan is en toch de kern van het natuurlijke behoudt.

Cultuur van den geheelen mensch was dus noodzakelijk om hem tot een beelding te voeren waarin het natuurlijke reëele verinnerlijkt is tot abstracte realiteit [1].
Hoewel cultuur van zijn natuurlijkheid samen gaat met die van ’s menschen meer innerlijk wezen, houdt zij niet altijd gelijken tred met deze laatste.
Zoo kunnen we verklaren, waardoor eerste thans de abstract reëele beelding verschijnt. Uit hare verschijning kunnen we besluiten dat eerst thans een evenwichtigheid in de verhouding van het uiterlijke en innerlijke, van het natuurlijke en geestelijke in den mensch is ingetreden. Deze nieuwe verhouding moet een nieuwen stijl doen ontstaan. Waar, in kunst, steeds min of meer de stijl op de wijze der natuur verscheen, vervalt deze en maakt plaats voor de zuivere uiting van den stijl op de wijze der kunst.
Deze stijl kan slechts verschijnen als de aesthetische vizie van het universeele-in-bepaaldheid. Daar door evenwichtige plaatsing van het thans gevonden universeel beeldingsmiddel het universeele-in-bepaaldheid gebeeld kàn worden, is de nieuwe stijl in dezen tijd gegrond.

Een bepaalden cultuur, een zeker ontwikkelingsstadium van het universeele in de massa, wordt in een periode eerst zichtbaar, na in een voorgaande door en in het individu voorbereid en gerijpt te zijn: de stijl verschijnt, na reeds lang bestaan te hebben.
Stijl is dus reeds zichtbaar, ook in een cultuurloozen tijd: we behoeven niet op een cultuurperiode te wachten om stijl te erkennen bij den enkeling. Is onze tijd cultuurloos, (cultuur als eenheid der massa gezien) de beginselen eener cultuur zijn reeds ontwikkeld en in het individu uitgesproken: geheel gereed om als cultuur te verschijnen — als cultuur, die zich, in de kunst als de nieuwe stijl zal uiten.
In een cultuurloozen tijd moet men den komenden stijl erkennen in diè beeldingswijze, welke de meest directe, meest klare weerspiegeling is van het universeele — al verschijnt zij slechts bij enkelen. In een cultuurloozen tijd moet in een kunstuiting echter niet de komende stijl gezien worden, omdat zij de uiting der massa is: zoo lang de cultuur niet in algemeenheid verschijnt, zullen de uitingen der massa een karakteristiek vertoonen die verouderd is.
Slechts in een waren cultuurtijd kunnen we algemeene gelijksoortigheid van kunstuiting verwachten.

De nieuwe cultuur zal die van het gerijpte individu zijn, gerijpt, zal het individu open staan voor het universeele en hiermede meer en meer eèn worden.
Thans nadert de tijd, dat het individu als massa daartoe in staat is.

Voorheen ontstonden de tijdperken van cultuur doordat het universeele door een bizonder Individu (boven en buiten het volk staande) in de massa opgewekt werd. Ingewijden, Heiligen, Goden, brachten het volk als van buiten af de erkenning van en het gevoel voor het universeele, en daarmede het begrip van zuiveren stijl dan. Als de kracht van

17
  1. Over abstracte realiteit in een volgend nummer.