Pagina:Stijl vol 01 nr 03 p 029-031.djvu/2

Deze pagina is proefgelezen


Het herleiden tot de primaire kleur voert tot visueele verinnerlijking van de materie, tot zuiverder openbaring van het licht. De materie, de lichamelijkheid, doet ons (door de oppervlakte) het kleurlooze zonlicht als natuurlijke kleur zien. [1] Die kleur ontstaat dus zoowel door het licht als door de oppervlakte, de materie. Zoo is de natuurlijke kleur innerlijkheid (het licht) in de meest uiterlijke verschijning. Herleiden van de natuurlijke kleur tot de primaire, brengt de meest uiterlijke verschijning van kleur tot de meest innerlijke terug. Zijn, van de drie primaire kleuren, geel en blauw de meest innerlijke, is rood (de ineenparing van blauw en geel, zie Dr. H. Schoemaekers „Het nieuwe wereldbeeld”) meer uiterlijk; zoo zou eene beelding in enkel geel en blauw meer innerlijk zijn dan eene in de drie primaire kleuren.
Is echter de komende tijd nog verre van verinnerlijking, is heden de tijd zelfs van de natuurlijke kleur nog niet voorbij, zoo zal de abstract-reëele schilderkunst op de drie primaire kleuren, aangevuld door wit, zwart en grijs, [2] aangewezen zijn.
In abstract-reëele schilderkunst is primaire kleur slechts bedoeld in den zin dat de kleur als grondkleur optreedt. De primaire kleur verschijnt alzoo zeer betrekkelijk — het principieele is, dat de kleur vrij is van het individueele en van individueele sensaties en enkel de stille ontroering van het universeele tot uitdrukking brengt.
De primaire kleuren in de abstract-reëele schilderkunst zijn een voorstelling van de primaire kleur op zùlk een wijze, dat zij niet meer het natuurlijke uitbeelden en toch reëel blijven. [3]

Wordt de kleur alzoo veranderd, het is niet willekeurig, maar volkomen in harmonie met alle kunstprincipe. De gebeelde kleur toch dankt haar verschijning niet alleen aan de zichtbare realiteit, maar ook aan de ziening van den kunstenaar: diens innerlijk verandert, en verinnerlijkt de uiterlijkheid der kleur.

Is de kleurbeelding gevolg van de wisselwerking van subject en object, en is het subjectieve groeiende naar het universeele, zoo zal de kleur al meer en meer het universeele gaan uitdrukken — al meer en meer abstract verschijnen.

Is het reeds moeilijk in te zien dat beelding in lijn [4] abstracte beelding kan zijn, nòg moeilijker is het de verdiepte kleur-als-kleur (in tegenstelling met kleur-als-wit-en zwart — licht en donker —) als zoodanig te erkennen.
De abstracte kleur dan der nieuwe beelding zal voor de subjectieve ziening niets zeggend zijn: de abstracte kleur toch mist de individueele gevoelsuitdrukking — zij is nòg gevoelsuitdrukking, maar een die door den geest beheerscht is. 30

  1. Kleur is vertroebeld licht (Goëthe).
  2. Zoo noodig ook grijs, want zooals geel, blauw en rood met wit gemengd kan worden en toch grondkleur blijven, kan zwart dit ook.
  3. D.w.z. dat zij b.v. geen imitatie astrale kleur worden.
  4. De strakke lijn zonder kleur (d. i. zonder nuancen en zonder dik of dun) zou wel de meest gewenschte verschijning voor abstracte beelding zijn: voor abstract reëele, echter, is kleur noodzakelijk.