Pagina:Stijl vol 01 nr 03 p 029-031.djvu/3

Deze pagina is proefgelezen


De kleur inderdaad universeel te doen zijn, wordt in de nieuwe beelding verwerkelijkt niet alleen door het universeele in de kleur-als-kleur zelve te zoeken, maar ook door de kleuren onderling door evenwichtige verhouding tot eenheid te brengen. Zoo wordt het bijzondere van elke kleur op zich zelve te niet gedaan: zoo wordt de kleur door verhouding beheerscht.
Steeds wordt, in natuur zoowel als in kunst, de kleur tot op zekere hoogte door verhouding gedragen, doch zij wordt niet altoos door verhouding beheerscht. [1] Bij natuurlijke beelding laat de kleur steeds de noodige ruimte voor subjectiveering van het universeele; hòe ook de kleur tot toon wordt door verhouding (toonverhouding of verhouding van valeurs), zij (de kleur) blijft domineeren.
Eerst door exacte beelding van evenwichtige kleurverhoudingen wordt de kleur beheerscht, en kan het universeele in bepaaldheid optreden.

Als de ontroering door de kleur zelve teweeggebracht aan de zijde van het gevoel is, de bewuste erkenning van verhouding aan die van den geest, zal het geestelijk gevoel — der toekomst — de verhouding steeds meer over de kleur doen domineeren.
Als exacte beelding van de verdiepte kleur zoowel als van de verhouding, kan de nieuwe beelding volledige menschelijkheid beelden, d. i. evenwichtigheid van geest en gevoel. Evenwichtigheid in de beelding eischt echter de meest exacte techniek. Waar de nieuwe beelding alle techniek schijnt opgegeven te hebben, is deze juist zòò van gewicht geworden, dat de kleuren op de plaats zelve waar de beelding aanschouwt zal worden, moeten gemaakt worden: dàn eerst kan de werking der kleuren zoowel als de verhoudingen juist zijn.
Want zij hangen samen met de geheele architectuur: en deze moet weder volkomen harmoniëeren met de beelding.
In onzen tijd voor samengaan der geheele architectuur nog niet rijp, moet de nieuwe beelding nog als schilderij gemaakt worden, zoo zal dit van invloed op de huidige abstract-reëele beelding zijn. Elk kunstenaar zal zijn wijze van kleurbeelding moeten zoeken — zich aanpassende aan tijd en plaats. Houdt hij geen rekening met de huidige omgeving, zoo zal zijn werk onharmonisch doen, wanneer het niet enkel en alleen op zich zelve beschouwd wordt. Misschien zal echter dit onharmonisch doen de oogen openen tot het zien van de huidige omgeving — zooals zij meestal inderdaad is — in hare traditie of grilligheid.

(Wordt voortgezet).

DE NIEUWE BOUWKUNST.

DOOR JAN WILS.

[auteursrechtelijk beschermd tot 1-1-2043]

31
  1. De drie grondkleuren heffen elkander tot eenheid op: zoo beelden zij het licht op andere wijze dan de traditioneele schilderkunst het deed.