door hun individualiteit. Zij vormen een onhoudbare tusschenstof, die naarmate de nieuwe innerlijke kultuur (naar het algemeene) toeneemt, oplost en verdwijnt.
De aesthetische behoeften van de ten opzichte der moderne kultuur en kunst, in vaagheid levende menschen, worden door deze vage beelding — die nòch volgens de natuur (als de oude) nòch volgens de kunst (als de nieuwe is, — wellicht bevredigd, de meer bewustwordende en bewustzijnde menschen bevredigt zij niet.
Bij deze onzuivere gestaltegeving, bij deze onreine beelding, kan strikt genomen, van kunst geen sprake zijn, omdat haar makers door verloochening der zuiver-beeldende middelen, in bandelooze willekeur vervallen. Daarin is deze onzuivere gestaltegeving gedoemd „uiteen te vallen” en te „sterven”.
Om denzelfden reden (innerlijke kultuur van den geheelen mensch) waarom de schilders van onzen tijd gekomen zijn tot redelijke verhoudingsbeelding (van kleur en vlak-ruimte) om denzelfden reden zullen de componisten van dezen tijd gedwongen zijn tot een redelijke verhoudingsbepaling van de muzikale middelen (klank-stilte). Dit is de nieuwe geluidszekerheid waaruit de nieuwe toonkunst zal ontstaan.
Om denzelfden reden waarom de componisten tot een exacte toonkunst zullen komen, zullen de architecten door een redelijke verhoudingsbepaling van ruimte en massa, wederkeerige opheffing van stand en maat, wisselwerking van massa en vlak, tot een nieuwe plastiek, tot een nieuwe bouwkunst komen.
Om denzelfden reden waarom de bouwkunstenaars tot een nieuwe ruimteplastiek gedwongen zijn, zullen de dichters tot een objectieve, functioneele poësie komen. In de literatuur zal in het woord de innerlijke klank hersteld worden, d.w.z. het woord zal een geestelijken zin krijgen. Om denzelfden reden waarom de dichters tot een nieuwe poësie zullen komen, zullen de denkers komen tot het bewustzijn van hun oorspronkelijke opgave: het zoeken naar de redelijkheid en doelmatigheid van het leven, om daaruit de planmatigheid der levensconstructie vast te stellen.
Om denzelfden reden waarom de denkers zich van hun opgave zullen bewust worden, zullen de toneelspelers gaan beseffen dat het niet op hun weg ligt, de aap van de realiteit te zijn, maar dat hun rijk ligt in de metamorphose, in de bewegende plastiek, verkregen door wisselende (bewegende) verhoudingen van stand en tegenstand.
Zoo zal ten slotte door samenwerking van alle kunsten een totaal-beelding ontstaan.
Wanneer we uit dezen gezichtshoek de nieuwe uitingen op elk gebied beschouwen, ook in verband met elkander, zal de angst om in verstarring en bij de gevreesde punt aan te landen — zoowel symbool van het begin als van het einde — slechts afhangen van de wijze waarop de nieuwe beeldingsmiddelen worden gebruikt. Met geest kan zelfs een punt beteekenis krijgen, zonder geest zelfs geen lichaam.
BIJ BIJLAGE XI. RUIMTE-PLASTISCHE BINNENARCHITECTUUR.
Het wezen der architectuur is plastiek. Het wezen der plastiek, gestalte geven aan de ruimte. Daarin komt de beeldhouwkunst met de architectuur overeen. Zonder een zeer zuiver begrip van plastiek en haar inhoud: de ruimte kan geen beeldhouw- of bouwwerk, in den besten zin, ontstaan. Hoogstens picturale schijnplastiek.