voorstelling — hoe dan ook. In de Abstract Reëele Schilderkunst heeft het zich als zoodanig geopenbaard, en zoo wordt door deze schilderkunst het kenmerkende van dat leven aanschouwelijk. 1)
De Abstract Reëele Schilderkunst openbaart de abstracte beleving van het geheele volle leven door het natuurlijke in de beelding te verinnerlijken tot het werkelijk abstract, d.i. bepaald wordt en door evenwichtige compositie (proportie); zij realiseert die beleving door het rythme der compositie en de betrekkelijkheid, waarin het abstracte verschijnt (zie vorige artn.).
Zij beeldt het verinnerlijkte natuurlijke in de dualiteit welke het wezen van het natuurlijke (n.l. stof en geest) is; zij beeldt de eenheid dezer dualiteit door de evenwichtige plaatsing van deze dualiteit. Zoo beeldt zij het natuurlijke individueele in den mensch in evenwicht met het geestelijke, universeele, in hem.
De Abstract Reëele Schilderkunst beeldt alzoo gezuiverde natuurlijkheid en gezuiverde geestelijkheid in eenen. Uit deze schilderkunst zien we dus den gang van het natuurlijke tot het abstracte als den gang van het (uiterlijk), onzuiver natuurlijke tot het zuiver (innerlijk) natuurlijke, en van het vertroebelde geestelijke tot het zuiver geestelijke (universeele). Uit deze schilderkunst zien we verder dat, al houdt deze dualiteit eenheid in, zij — in tijd — betrekkelijk blijft en een zeer onderscheiden tweeheid is. Want we zien de tweeheid in stand van het rechte juist elkaar tegenovergesteld: we zien de tweeheid van het rechte als het uiterste eene en het uiterste andere: als het natuurlijke (vrouwelijke) en het geestelijke (mannelijke) element. 2)
Zoo zien we dat, daar de tweeheid twee onderscheiden elementen inhoudt, de eenheid dezer tweeheid alleen bestaan kan door de gelijkheid van verschijning der elementen, d. i. door de mate van gelijke zuiverheid, waarin het een het ander tegenoverstaat. 3)
Als — in tijd — geen gelijkheid als element kan bestaan, 4) moet — in tijd — ook in het leven, dus eenheid (evenwicht) gezocht worden in de verschijning der elementen, d. i. in (betrekkelijk) zuivere natuurlijkheid en (betrekkelijk) zuivere geestelijkheid. Daar echter de elementen — in den tijd — elkander omwerken tot (eindelijke) eenheid, m. a. w. daar de elementen groeien, is in den tijd gelijkheid ook zelfs der verschijning van de elementen steeds zeer betrekkelijk. 5) De eenheid kan slechts werkelijk blijvend zijn, als de elementen zich in dezelfde mate blijven omwerken.
Toch toont de Abstract Reëele Schilderkunst, dat, hoe moeielijk ook in het leven te realiseeren, alle eenheid moet gezocht worden in den weg van zuivering der elementen natuur en geest. 6)
In tijd zijn deze elementen vertroebeld in het onbewuste: slechts in het bewuste kunnen zij weder tot zuiverheid komen. Als nu het nieuwe tijdsbewustzijn zich kenmerkt door meerdere bewustheid, moet het de elementen zuiverder kunnen weerspiegelen.
122