Wordt de vorm door lijn gebeeld, zoo zal de meest gespannen lijn het sterkst de kleur bepalen; wanneer de lijn tot de rechte lijn geworden is, zal zij de meeste bepaaldheid aan de kleur kunnen geven. Consequente doorvoering van de tot bepaaldheidstelling der kleur leidt dus tot het verlaten van het grillige, natuurlijke. 13)
Het prononceeren van de verhoudingsbeelding voerde tot overdrijven van de beelding van verhouding, tot abstraheeren van het natuurlijke (Pointillisme, Divisionisme, Expressionisme, Cubisme) ten slotte tot beelding van enkel verhouding (Nieuwe Beelding). Zien we de beelding van enkel verhouding zich langzaam uit de natuurlijke schilderkunst ontwikkelen in de opeenvolgende scholen, we zien hare ontwikkeling ook in de evolutie der grondleggers der Nieuwe Beelding. We zien hun streven als een zich loswerken van het onbepaalde (de visueele verschijning der dingen) en een komen tot zuivere beelding van het bepaalde (evenwichtige verhouding). Het onbepaalde nog beeldende, zien we hen reeds aangetrokken door dàtgene in de natuur, waardoor het bepaalde (evenwichtige verhouding) in bepaaldheid uitkomt in datgene, waarin verhouding gesluierd is, en deze (visueel) overdrijven. Is het willekeurig, dat zij in een onverkort (niet perspectivisch) aanzicht van een boerenhoeve met zijn mathematische vlakverdeeling (groote deuren en vensterindeeling) en zijn primaire (grond)kleuren een geschikt sujet vonden om hun gevoel voor verhoudingsbeelding-in-bepaaldheid tot uitdrukking te brengen? Is het toevallig, dat zij den zin hadden voor het rechte; dat zij, tot ergernis van de gewoon visueele ziening, een bosch met enkel vertikale boomstammen zonder meer durfden beelden? En is het te verwonderen, dat zij, toen die stammen tot lijnen of vlakken geabstraheerd waren, vanzelf kwamen tot beelding van het — in de natuur — bijna niet zichtbare horizontale, waardoor zij het vertikale in evenwicht brachten? En dat zij, bij hun rythmische lijn-compositie van de domineerend horizontale zee, weder het — niet geziene — vertikale in evenredige tegenstelling beeldden? En deden zij daarin iets anders dan overdrijven hetgeen alle schilderkunst gedaan heeft? Is het, verder, willekeurig, dat zij meer ontroerd werden door den ontbladerden boom, met zijn geprononceerde lijn(vlakken)-indeeling, dan door het geboomte in bladerdos, waarin verhouding veelal wegdoezelt? En is het te verwonderen, dat zij, al beeldende, de natuurlijke verschijning al meer abstraheerden om steeds meer verhoudingsbeelding naar voren te brengen? En dat alzoo een meer mathematische dan natuurlijke compositie ontstond? Is het, ten slotte, willekeur, dat zij na alle grilligheid, ook alle gebogenheid abstraheerden, en kwamen tot de meest onveranderlijke, meest bepaalde beelding van evenwichtige verhouding, n.l. tot de compositie van rechthoekige vlakken? .....
De kunst moest zich (in de beelding) vrij maken van het onbepaalde (natuurlijke) om tot inderdaad klare beelding van het bepaalde te komen. Door het Cubisme heen is dit in de Nieuwe Beelding bereikt. Dit wordt door den ontvankelijke intuitief gezien en gevoeld: het wordt hem duidelijk door logisch denken. Praktisch wordt dit overtuigend wanneer we de Nieuwe Beelding vergelijken met andere schilderkunst.
Vergelijken is het contrôle-middel waarvan, onbewust of bewust, ook elke kunstenaar zich bedient en waardoor hij het (voor hem) ware zoo bepaald mogelijk tot uiting leert