Pagina:Stijl vol 02 nr 06 p 061-072.djvu/10

Deze pagina is proefgelezen

Daarna komen de vrij in de ruimte staande gestalten: David, Bacchus, Mozes, Slaven enz. waarin zich een ontwikkeling van de plastische uitbeelding van de ruimte afspiegelt.
Al zijn dit ook vrij in de open ruimte staande gestalten, het wil nog niet zeggen, dat zij vrij-ruimtelijk zijn gebeeld.

Wij moeten bij de beeldhouwkunst zoowel als bij de architectuur onderscheid maken tusschen een 3-dimensionale massa of volume en een beelding in drie afmetingen. Het eerste is in betrekking tot deze kunsten slechts materieel, het tweede meer geestelijk. Een huis of beeld is geen beelding in 3 dimensies, omdat het drie ruimte-afmetingen omsluit. Bij de gevelarchitectuur en bij alle overheerschend frontale beelden, kan sprake zijn van een aesthetische ruimte-uitdrukking, van een beelding in slechts 2 dimensies. Eerst dan is van een beelding in 3 afmetingen sprake, wanneer de aesthetische uitdrukking van den geest, zoowel voor, achter, opzij, in hoogte, breedte en diepte plaats heeft en zooals in een beelding in 2 dimensies een 3-dimensionale voorstelling geprojecteerd kan zijn, zoo kunnen, zooals dit bij Archipenko het geval is, in een beelding in 3 dimensies, 4 tot n dimensies geprojecteerd worden.

Dit is geen subjectieve meening, maar objectieve beeldingswettelijkheid, die zich aan alle documenten der traditie tot aan de kunstwerken van onzen tijd kunsthistorisch laat naspeuren.
Zooals hierboven reeds is aangegeven, zien wij dit ruimteontwikkelingsproces in de kunst van Michel Agniolo en het is geen toeval, dat zich in de figurengroep „Kruisafname” door een overbrengen der volumen van voor naar achteren, van rechts naar links enz. een grootere beheersching der 3-dimensionale ruimte aantoonen, hetgeen in rust bereikt wordt, voor zoover het tijdsbewustzijn dit toeliet, in den koepel van de St. Pieter. De ontwikkeling van het relief „Madonna op de Trap” tot aan den koepel, toont deze wettelijkheid der beeldende ruimte-uitdrukking duidelijk.
Ik heb eens gezegd (De Nieuwe Beweging in de Schilderkunst) dat, indien Rembrandt , in wiens werk zich een soortgelijk ontwikkelingsproces afspiegelt, maar op zijn eigen werk was doorgegaan, hij aan een compositie van enkel kleurvlekken, als van Kandinsky, zou zijn uitgekomen. Hetzelfde geldt voor Michel Agniolo. Deze zou, het spreekt vanzelf, indien hij door tijd niet aan een bepaald tijdsbewustzijn gebonden was, aan Boccioni, Archipenko, Lipchitz zijn uitgekomen. Het is één lijn, die door alle tijden heen loopt en slechts dan wordt afgebroken, wanneer het essentieele begrip der kunstuitdrukking verloren gaat, zooals dat vóór onzen tijd het geval was.
De geest, die niet als de zintuigelijke waarneming, aan een bepaalde ruimte-afmeting gebonden is, (in den geest toch vallen alle tijd- en ruimtemomenten samen, hij is volgens wijsgerig besef het vrije bewustzijn, omdat in hem aanvang en einde samenvallen) wordt door de kunst kenbaar, aanschouwbaar, wordt plastisch, indien alle tijd-ruimtelijke momenten harmonisch tot eenheid worden.
Dit is de betekenis van „La Boxe” van Alex. Archipenko, de beteekenis van „Nature Morte” van Tour d’Onasky, van mijn „Compositie X”, kortom van elke bewuste kunstuiting van onzen tijd.

64