Pagina:Stijl vol 02 nr 06 p 061-072.djvu/12

Deze pagina is proefgelezen

MODERNE WENDINGEN IN HET KUNSTONDERWIJS (VERVOLG VAN BL. 57).

DOOR THEO VAN DOESBURG.

II.

„De verhouding van de Bouwkunst tot wetenschap, techniek en kunst”. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt in de Architectuur aan de Technische Hoogeschool te Delft, door J. G Wattjes, bouwk. ing.[1]

Voor zoover deze rede een beginselprogramma inhoudt is zij belangrijker dan die des heeren Verkruysen, omdat er gedeelten in voorkomen, die blijk geven dat de heer Wattjes, bewust of onbewust, een inniger contact met het nieuwe tijdsbesef onderhoudt.
Het moderne levens- en kunstinzicht is hier bij momenten voorhanden. Zoo lezen wij op blz. 11:

„Nergens komt in de werkelijkheid een enkele verschijnselsoort alleen en op zichzelf voor; nergens komt ook een beperkt stelsel voor, dat niet beïnvloed wordt door de geheele wereld daarbuiten”. Iets verder: „In de werkelijkheid is ieder onderdeel met al het oneindige overige op oneindigerlei wijze in relatie”.

Wanneer wij dit vergelijken met den aanheft van Gino Severini’s uiteenzetting (Zie Stijl 3 IIe jaargang): „Onze oogen zijn niet meer in staat zich tot de waarneming van éen object te beperken. Wij zien tegelijkertijd de objecten die het omringen. Zooals de atomen onderlingen invloed op elkaâr uitoefenen en elkaâr doordringen, zoo oefenen ook de vormen onderlingen invloed op elkaar uit en doordringen elkaâr” enz., zullen wij een treffende overeenkomst bemerken.
Met de nieuwe energie-bepaling (Lorentz, Poincaré, Prof. Cohn) komt overeen hetgeen wij lezen op blz. 12 des heeren Wattjes’ rede:

„Zoo is het mogelijk dat, zonder de natuurwettelijkheid te doorbreken, de menschelijke geest mede invloed op het gebeuren kan hebben, zoo is het mogelijk, dat de menschelijke wilsbeschikking, naast de natuurwetten, mede een determineerende factor wordt.
En ziet ge nu niet, dat deze mogelijkheid juist de mogelijkheid der techniek is? Wat is de techniek anders, dan het opzettelijk ingrijpen van den mensch in de gestaltenis van het natuurlijk voorhandene, om daarmede menschelijke doeleinden te verwezenlijken.”

Lezen wij hier voor „mensch” geest en voor „menschelijke” geestelijke, dan is hier per anologie een definitie van het destructieve element in de nieuwe beeldingswijze gegeven:
De onder- en verbreking van het natuurlijk ver- en gebondene (de contour) die met het Kubisme en Futurisme begon, had immers geen anderen grond dan deze: den menschelijken geest te bevrijden van de gebondenheid der aardsche plastiek. „Alles, was im Himmel und auf Erden geschieht, — ewig geschieht, — das Leben Gottes, und alles, was

66

  1. In druk verschenen bij den technischen Boekhandel en Drukkerij J. Waltman Jr., Delft.