Pagina:Stijl vol 02 nr 06 p 061-072.djvu/13

Deze pagina is proefgelezen

zeitlich getan wird, strebt nur danach hin, dass sich der Geist erkenne, sich selber gegenständlich mache, sich finde, für sich selber werde, sich mit sich zusammenschliesse: es ist Verdoppelung, aber um sich selbst finden zu können, um zu sich selbst kommen zu können. Nur dadurch erreicht der Geist seine Freiheit; denn frei ist, was nicht auf ein Anderes sich bezieht, noch con ihm abhängig ist” (Hegel).
Zoowel op technisch, aesthetisch, philosofisch, religieus als op economisch gebied drukt zich dit bevrijdingsproces duidelijk af.
Eerst in de nieuwe beelding, — wat de beeldende uitdrukking van dit bevrijdingsproces betreft, — bereikt de geest zijn vrijheid door bepaaldheid. Zoo hebben alle functies van den menschelijken geest eenzelfden grond: „In de techniek”, zegt de heer Wattjes, „bevrijdt zich de menschelijke geest van de natuurcausaliteit. Hij doet dat niet, door de natuurwetten teniet te doen, doch door de te benutten. Wij stellen de natuurwetten niet buiten werking, doch te werk, voor ons, om door ons beraamde vormen en verschijnselen te verwerkelijken. Wij dwingen de natuur om in haar eigene stof, door haar eigene krachten, werkend volgens hare eigen wetten, het door onzen geest planmatig bedachte voort te brengen. We vermogen niets hoeganaamd tegen de natuurwetten, met de natuurwetten daarentegen vermogen wij zeer veel. Wij vermogen daarmede ons tot zeer groote hoogte te bevrijden van onze afhankelijkheid van het natuurlijk voorhandene. Onze landwegen, onze kunstmatige waterwegen en havens, onze kanalisaties, onze polders, onze irrigatiewerken, bevrijden ons van gebondenheid aan de aardrijkskundige gesteldheid van door ons bewoonde streken. Het voertuig, het rijweil, de automobiel, de spoorwegen bevrijden ons van onzen tragen natuurlijken gang en van ons onvermogen om lang achtereen te gaan; onze wapens bevrijden ons van ons gering natuurlijk weer- en aanvalsvermogen. De vaartuigen bevrijden ons van onze gebondenheid aan het land; de vliegmachines en luchtschepen bevrijden ons van de zwaartekracht, die ons aan het aardoppervlak bindt.
In de natuurwetenschap en in de techniek heeft de menschelijke geest met dezelfde stof te doen: de stoffelijke natuur. In de wetenschap neemt de menschelijke geest die natuur geheel zooals ze is, hij tracht nauwgezet te vermijden daar iets aan af of toe te doen. In de techniek daarentegen laat de menschelijke geest de natuur niet zooals hij haar vindt.
De techniek is juist het ingrijpen in het natuurlijk voorhandene, het wijzigen van het gevondene. In de techniek beraamt de menschelijke geest vormen en gebeurlijkheden, die nuttig zijn voor de bevrediging van behoeften en hij vormt de stof om in die bepaalde vormen.
De techniek beheerscht de natuurwetten, niet door ze af te schaffen, doch door ze te dwingen, door ons gewilde en voorberaamde uitkomsten te verwerkelijken. De aan de noodzakelijkheid gebonden natuur wordt in de techniek dienstbaar gemaakt aan den vrijen doeleinden stellenden en doeleinden verwerkelijkenden geest”.
Deze inzichten in het wezen der techniek correspondeeren op onze moderne kunstinzichten. Dat de heer Wattjes maar een beperkte kijk heeft op de universeele beeldingsgebeurtenis blijkt uit het feit, dat hij in de kunst niet hetzelfde bevrijdingsproces erkent. Mag ook alle kunst reeds min of meer op onderbreking van de organische natuurgebondenheid en haren repeteerende voortgang berusten, in de moderne kunst wordt deze onderbreking consequent doorgevoerd tot vernietiging van den uiterlijken verschijningsvorm toe om de in de natuur

67