Pagina:Stijl vol 02 nr 06 p 061-072.djvu/14

Deze pagina is proefgelezen

aanschouwde idee (waarheid) volgens den geest weder op te bouwen (zie in dit verband de artikelen „De nieuwe beelding in de schilderkunst” door Piet Mondriaan en Severini’s „Reconstruction de l’Univers.’ 1e Jaargang van dit tijdschrift).
Het zou vruchtdragend kunnen zijn, wanneer de heer Wattjes in de geheele kunstgebeurtenis éen zelfde geestelijke bedoeling, éen zelfde proces, éen zelfde beweging als in de techniek aanschouwde. Dit doet hij echter niet, waardoor een diepgaande tegenstrijdigheid in deze beginselverklaring ontstond. Waar het toch in de bedoeling van den heer Wattjes ligt in plaats van de bouwkunst in de kultuur (waarover wij niets vernemen!) en in nauw verband daarmede de verhouding van wetenschap, techniek en kunst onderling, van een ruim (sic) standpunt te beschouwen, teneinde een goed begrip te wekken van het eigen vak (blz. 5—6), moet het den leerlingen, voor wie deze rede een grondlegging beteekent voor hun vak, opvallen, dat de heer Wattjes zich meermalen tegenspreekt en nog wel waar het de wezensbepaling der architectuur als kunst en der kunst in ’t algemeen betreft. Niet alleen wordt hierdoor het hechte en vaste (zie aanhalingen hierboven) weer verbrijzelf en verbrokkeld, maar eveneens wordt hierdoor de onderwijsbasis aanmerkelijk verzwakt.
Oorzaken: het niet aandurven van de consequentie van de in de techniek veroverde nieuwe inzichten eenerzijds; de poging dogmatische, afstervende kunstopvattingen te vereenigen met moderne technische inzichten anderzijds. (Wordt voortgezet).

 


RONDBLIK.

In de Maartaflevering van „Das Kunstblatt” (Redactie: Paul Westheim, uitgave: Gustav Kiepenheuer, Berlin) komt een zeer belangrijk algemeen kunstprogramma voor van het tegenwoordige Rusland. Dit authentieke stuk gaat uit van commissariaat voor volksverlichting, welke instelling in November 1917 onder leiding van Lunatscharski werd gegrondvest. Het commissariaat heeft zich de medewerking van de meest vooruitstrevende „radicale” kunstenaars — waaronder wij ook o.m. Kandinsky’s naam aantreffen — verzekerd.
Het programma dat wij aan „Das Kunstblatt” ontleenen luidt als volgt:
1. Plan eines Museum der genewärtigen Kunst.
Gründung eines neuen Museums. Aus der früheren Malerei soll nur Handwerkliches hinein: Heiligenbildkunst, Schildermalerei, Plakatwerk. Vollständige Vertretung neuer Malerei.
Bemühung um Errichtung dieses Museums gehen vom künstlerischen Kollegium des Volkskommissariats der Aufklärung aus. Kollegium verfügt über Erwerbung von Kunsterzeugnissen und Anordnung derselben. Liste der für das Museum in Betracht kommenden Künstler. Auswahl der Werke ist grundsätzlich der Kompetenz des Autors überlassen. Neben russischer Malerei auch ausländische.
2. Freie staatliche Künstlerwerkstätten.
Bisherige Kunstschule elendes Darein und Routine-Klassizismus. Jetzt staatliche freie Kunstwerkstätten in Groszstädten und Provinz. Die Leiter derselben nicht durch ein Programm gebunden.
Maszgebend die Meisterschaft des Künstlers. Selbständigkeit und Aufrichtigkeit. Erweckung des schöpferischen Geistes im Volke. Viele Werkstätten schon eröffnet.
3. Kunst in der sozialistischen Republik.
Abschaffung von klassifizierten Unterschieden wie Bildhauer und Stukkateur, Maler und Schildermaler. Erhebung des Handwerks zur Kunst. Neue Ordnung wird unterscheiden Handwerk und Spezialitäten, beide aber unter Kunst zusammenfassen. Kollegien berufen Vermittler durch Spezialitäten vorbildlicher Art. Erfindungstyp. Befruchtung des Handwerks durch den Künstler-Novator. Erziehung des Volkes zur Kunst.

68