Pagina:Stijl vol 02 nr 06 p 061-072.djvu/9

Deze pagina is proefgelezen

verouderde perspectievische ruimtevoorstellingen abstract is tegenover de beeldhouwkunst, verkeert zij in de mogelijkheid op het vlak een vermenigvuldiging van ruimteafmetingen op abstracte wijze tot uitdrukking te brengen.

Waar het oog een beperkt aantal afmetingen der ruimte waarneemt, zeggen wij 3, daar wordt de geest steeds meerdere ruimteafmetingen, zeggen wij van 4 tot n, gewaar. Daar nu de geest zich in alles tracht uit te drukken om zich in die uitdrukking weer te vinden, te herkennen, en de 3-ruimtelijke voorstellingen tot die uitdrukking niet in staat zijn, moet het ieder die boven de beperkende materialistiesche levensziening is uitgegroeid (voor wie dat niet is, is de moderne kunst, trouwens elke openbaring van den geest ten koste van de werkelijkheid, waarleloos) duidelijk zijn, dat deze uitdrukking van den geest slechts plaats kan hebben ten koste van de 3-ruimtelijke voorstelling. Slechts de onderbreking van de natuur (destructie) brengt in een nieuwe constructie het wonder van den geest tot uitdrukking. Het spreekt dus wel van zelf, dat, waar in de beeldende kunst de ruimte, zoowel innerlijk als uiterlijk, in het middelpunt der kunstenaarsaandacht ligt, men aan een werk kan zien of het volgens het oog of volgens den geest gemaakt is. M. a. w. of het kunstwerk de 3-ruimtelijke werkelijkheid of den n-ruimtelijken geest projecteert.
Feitelijk is de menschelijke ontwikkeling niets anders dan de ontwikkeling van de bewustwording van steeds meerdere ruimten. In de beeldende kunst wordt dit in elken tijd meer of minder tot bepaaldheid gesteld.
Het ontwikkelingsproces van het ruimte-bewustzijn laat zich ook individueel waarnemen. Vergelijken wij b.v. een der eerste werken van Michel Agniolo, „De Madonna op de Trap” met „De strijd der Lapithen en Centauren”, deze laatste weer met de „Piéta”, deze met de „Slaven” en tenslotte met de „Kruisafname”, een der laatste onvoltooide werken, en de St. Pieterkoepel, dan worden wij gewaar, dat zich hier een ontwikkelingsproces volgens het ruimtelijke besef afspeelt, dat weder een reflexbeweging is van de geestelijke ontwikkeling. In deze eerste werken, vooral in „De Madonna op de Trap”, heeft geen ruimteontwikkeling plaats, maar is slechts een 3-ruimtelijke voorstelling geprojecteerd in 2 dimensies.

Ofschoon het wezen van alle kunst tegelijk is, moet men de schilderkunst niet volgens de beeldhouwkunst, noch de beeldhouwkunst volgens de schilderkunst of architectuur zien, want in de uitdrukking van het wezen zijn de kunsten verschillend. Aangezien het relief „De Madonna op de Trap”, noch geheel volgens de schilderkundige uitdrukking, noch geheel volgens de plastische uitdrukking is, heeft het geen bepaalde aesthetische, doch alleen een authentieke waarde.

In den „Strijd der Lapithen en Centauren” worden wij reeds het zich ontwikkelend ruimte-begrip gewaar. De figuren trachten zich aan het 2-dimensionale te ontrukken. Zij werken zich zichtbaar los. Ofschoon hier ook nog een frontaalwerking overheerscht, zouden wij kunnen zeggen, dat dit werk over het 2-dimensionale heen, maar nog niet aan het 3-dimensionale toe is.

63