We zien de oerverhouding van ster tot ster, in afwisselende verhouding van afmeting: we hebben deze slechts harmonisch te ordenen om evenwicht zuiver gebeeld te zien.
Y. Het komt mij wel voor dat de bizondere uitdrukking van sereniteit der sterrenlucht door het geometrisch verband der sterren ontstaat.
Z. Al wat in de natuur geometrisch verschijnt heeft beeldend de verdieping die het geometrische eigen is. Maar het geometrische kan in het rechte of in het gebogene verschijnen. Het rechte nu is een vervolstrekking van het gebogene, dat meer „natuurlijk” is. In deze sterrenlucht teekenen zich vele gebogene lijnen: dit maakt haar nog „natuurlijk” en dus wordt de vervolstrekking tot het rechte geëischt, om dit natuurlijke teniet te doen en de meest innerlijke kracht tot beelding te brengen. In kunst zoowel als in de loutere bewuste aanschouwing moeten we het gebogene herleiden tot het rechte.
X. Dan moet men het visueel, natuurlijk zichtbare veranderen... en de natuur is toch volmaakt.
Z. De natuur is volmaakt, maar de mensch heeft geen behoefte aan volmaakte natuur in kunst... juist omdat de natuur zoo volmaakt is. Hij heeft wel behoefte aan representatie van het meer innerlijke. Men moet de natuurlijke verschijning veranderen, om de natuur meer zuiver te doen zien.
Y. Maar is dit niet gevaarlijk?
Z. Er bestaat een algemeene, een meer letterlijk visueel-natuurlijke ziening, die, betrekkelijk, door de dingen bepaald wordt. B. v. een paard is voor elkeen een paard. Deze objectieve ziening is in zooverre het ware, of liever schijn van het ware, voor zoover zij buiten onze eigen, menschelijke ideeën bestaat. Maar er is ook een meer subjectieve ziening die van ons zelven uitgaat en hoofdzakelijk door onze klein-menschelijke ideeën bepaald wordt. En deze ziening is zeer gevaarlijk zoolang zij niet gerijpt is — gerijpt is zij weder objectieve ziening, omdat we dan boven het subjectieve uit zijn. Objectieve ziening is ook de ware voor den natuurlijken mensch, omdat zij ook voor hem het onveranderlijke inhoudt. Voor den meer verinnerlijkten mensch heeft het onveranderlijke echter een andere verschijning: hij ziet het onveranderlijke verinnerlijkt. Voor hem zijn alle dingen even schoon, want au fond zijn alle dingen één: één met ons zelve „au fond”. Maar dan ziet hij ook alle dingen gelijkelijk vervolstrekt en houdt alle bizondere verschijning voor hem op te bestaan: dit is hetgeen hem onderscheidt van anderen die ook zeggen dat alle dingen even schoon zijn, en die toch inconsequent genoeg zijn om verschil in verschijning te beelden.
Y. Nu begrijp ik dat de Nieuwe Beelding geen onderwerp zoekt, maar... Ook U prefereert deze sterrenlucht boven een grillig landschap?
Z. Als artiest zijn we nog voor een groot deel natuurlijk en hebben we steeds min of meer een verschijning noodig om het volstrekte in te zien en hindert ons de onvolstrekte verschijning. In deze sterrenlucht is het grillige reeds zeer verstrakt: dit helpt ons als het ware het volstrekte te zien.
Y. Nu begrijp ik ook de keuze Uwer onderwerpen uit Uw vroegere periode: Uw onderwerpen
112
Pagina:Stijl vol 02 nr 10 Natuurlijke en abstracte realiteit.djvu/4
Deze pagina is proefgelezen