Pagina:Stijl vol 02 nr 12 p 133-144.djvu/5

Deze pagina is proefgelezen

het geheel beschouwen, zoodra we niet meer alleen rekenen met onzen tijdelijken stand ten opzichte der dingen, maar met alle mogelijke standen, kortom, zoodra we universeel gaan zien, dan zien we de dingen niet meer vanuit één gezichtspunt. Het is werkelijk een verblijdend verschijnsel, dat de nieuwere schilderkunst een steeds meer bewust streven naar zuivere en veelzijdige uitbeelding der dingen openbaart, want het toont een meer bewusten nieuwen tijdgeest die in meerdere bepaaldheid het universeele wil. Men heeft het nieuwe streven wel toegeschreven aan meerdere bewustheid van het vierafmetelijke, en werkelijk treedt het vierafmetelijke begrip in nieuwe kunst naar voren in de gedeeltelijke of geheele destructie van de drieafmetelijke, natuuurlijke beelding en in de reconstructie van een nieuwe beelding volgens een minder beperkte ziening.
Y. En deze verruimde ziening is door cultuur van het zien ontstaan?
Z. Ja, door cultuur van het zien ontstond het aesthetisch zuiver beeldend zien, dat de Nieuwe Beelding mogelijk maakte.
Y. Maar is het beeldend zien voor den aesthetischen mensch alleen mogelijk?
Z. Ook buiten het aesthetische om is het beeldend zien de weg voor den modernen mensch: het is niets dan bewust waarheid zien. Zoo is het denken beeldend beoefend. Ook kunnen we in het leven rechtstreeks trachten zuiver beeldend te zien. Het zal ons vrijwaren voor valsche illusies en individueele inzichten. Het zal veel zekerder dan door onze intuitie ons het bestaande leeren kennen — want onze intuitie is nog vertroebeld. Het zuiver beeldend zien in het algemeen, zal onze afzonderlijkheid verminderen en ons al meer tot het universeele doen groeien — dan zal van zelf alles meer vanuit het universeele ook gedaan worden.
Y. Dan moet het op het maatschappelijk leven o.a. van grooten invloed zijn.
Z. Het zuiver beeldend zien moet een nieuwe maatschappij opbouwen, zooals het in de kunst een nieuwe beelding opgebouwd heeft — een maatschappij van een gelijkwaardige tweeheid van het materieele en geestelijke, een maatschappij van evenwichtige verhouding.

MODERNE WENDINGEN IN HET KUNSTONDERWIJS. (SLOT)

DOOR THEO VAN DOESBURG.

Naar aanleiding van Dr. Elisabeth Neurdenburg’s „Opmerkingen over het Onderwijs in de kunstgeschiedenis” (Uitgave: J. B. Wolters, Groningen).
 
„Dit onderwijs worde gegeven met de bedoeling, niet om bij de waardeering van dit of dat kunstwerk te blijven staan, maar ook om de beweging van het leven en de tijden te leeren waarnemen, zooals het zich in altijd wisselende schoone gedachten, vormen en klanken tot verschijning brengt. Niet alleen moet het substantiëele van het kunstwerk de aandacht vragen, maar ook zal het kunstwerk functioneel gedacht moeten worden.”
 
137