Pagina:Stijl vol 03 nr 01 p 001-012.djvu/3

Deze pagina is proefgelezen


Naast deze groepen die zich zonder reserve voor ons streven uitspraken gaven hun moreelen steun: Chr. H. Beekman, Kunstschilder Eemnes (U); Paul Colin, letterkundige en redacteur van L’art Libre (België), Lyonel Feininger, Dr. Friedrich Markus Huebner, letterkundige (vertegenwoordiger der Duitsche jongeren), Franz Hellens, letterkundige (België); J.B. Neumann (Berlijn), W. van Overstraeten, kunstschilder (Brussel); Hendrik de Vos, stud. germ. philosofie; D. Saal, architect, S. B. Slijper, F. Mierendorff (Darmstadt).
IN BELGIË heeft ons tijdschrift bij de jongeren een warme instemming gevonden, dit bleek ons niet slechts uit de sympathie- en instemmingsbetuigingen maar ook uit menig schrijven waarin voor onze werken en beginselen partij wordt gekozen tegenover het halve of heele snobisme, dat achter het masker van „modern” of „universeel” alle zwakheden verbergt van een overheerschend sentimenteele en speculatieve cultuur. Het is prettig te bemerken dat ons tijdschrift voor velen iets is en dat de behoefte naar een nieuwe, eerlijke en reëele kunstconceptie steeds grooter wordt.
Van veel beteekenis was daarom voor ons een schrijven van den heer Van Severen, (stud.), namens vele zijner collega’s, waaruit wij het volgende fragment niet onvermeld willen laten:

„Den heelen ellendigen dom-brutalen oorlog heb ik meegeleefd in de bloedgrachten en gedurende vier jaar wacht ik naar een werking als de uwe. Nog zijn hier honderde Vlaamsche intellectueelen, die zoo denken en willen als gij en uw vrienden.”

Een andere student schrijft ons:

„Zulk een tijdschrift als „De Stijl” zouden we in Vlaanderen moeten hebben, maar het ontbreekt hier te veel aan durf en wilskracht geloof ik. (H. de Vos).”

Dat men in België het karakter van ons tijdschrift verkiest boven dat van de dagelijks verschijnende moderne kunstperiodieken bewijzen de volgende aanmoedigende uitlatingen:

„Je vous souhaite d’être entendu par quelques caractères sérieux et armés contre le snobisme moderniste, plus détestable que toutes les autres formes de l’imitation” (van Overstraeten).

Dat „De Stijl” in België met zooveel sympathie ontvangen werd is voornamelijk toe te schrijven aan de langdurige abstinantie van de scheppende energie door den oorlog. In tegenstelling dus met Holland, waar de kunstintelligentie zich in dien tijd ontplooien kon.

„Uw tijdschrift” schreef ons de kring „Moderne Kunst”, „heeft grooten ingang gevonden bij onze leden, die met ongeduld zijne verspreiding in ons land te gemoet zien. Wij waren verheugd uwe internationale betrachtingen, uit ’t Manifest I te vernemen, waarbij wij u zullen steunen.”

„Haro!” dit blad der jongeren, dat zonder pretentie en schijnvertoon, een zelfden strijd voert voor meer harmonische verhoudingen op maatschappelijk gebied liet zich in No. 4 als volgt over „De Stijl” uit:

„Voilá certainement une des revues les plus intéressantes qui nous soient parvenues. La présentation, le texte, les illustrations dépassent certes en valeur les multiples papiers q’édite une jeunesse impatiente des escarmouches de chapelles. C’est une réalisation.”

Naar aanleiding van het Manifest schreef „l’Art Libre”, waarin het Manifest werd afgedrukt:

3