Pagina:Stijl vol 03 nr 05 p 041-048.djvu/4

Deze pagina is proefgelezen

hij beeldt, maar welke hij in de natuurlijke realiteit steeds gesluierd ziet. Tot geluk is harmonie noodig: harmonie tusschen uiterlijkheid en innerlijkheid. De nieuwe mensch zoekt verinnerlijkte uiterlijkheid: tegenover deze kan hij eerst volledig gelukkig zijn.
Y. Is de meer natuurlijke mensch dan niet gelukkiger?
Z. Neen. Deze is slechts volledig menschelijk gelukkig tegenover, in, met of door het natuurlijke. Op deze wijze is de nieuwe mensch gelukkig niet meer gelukkig.... want het is een gebonden geluk. Het geluk van den nieuwen mensch is meer vrij, sterker, onveranderlijker. Alleen... ’t is innerlijk: het aanvullende uiterlijk ontbreekt nog. Daarom is het onvolledig.
Y. Dit is het geluk van het abstract-reëele leven, waarvan U wel sprak?
Z. Ja, dit innerlijke leven zal een uiterlijkheid creëeren: het abstract-reëele leven zal zich in het uiterlijke leven en daardoor in alle uiterlijkheid realiseeren: dan vindt de nieuwe mensch zijn uiterlijkheid en daarmede zijn volledig geluk.
Y. Inderdaad: verinnerlijkte uiterlijkheid is thans niet gemakkelijk te vinden.
Z. En vindt men die, in een persoon bijvoorbeeld, dàn nog werkt weer andere uiterlijkheid ons tegen: alles wordt thans gedomineerd door ’t meest uiterlijke, door ’t materieele. Zoo is de kunstenaar van heden slechts gelukkiger dan de niet-kunstenaar voor zooverre zijn aanleg hem gemakkelijker tot abstract-reëel leven voert! — Zeker, in deze maatschappij is ’t moeilijk ook om het schoone te denken: ’t is moeilijk te midden van het onevenwichtige zich met het evenwichtige bezig te houden. Maar daar komen we nog wel eens op terug. Evenwel hangt het in hoofdzaak van onszelven af in hoeverre we in zaken opgaan en of we een schoonheidsbeeld weten te cultiveeren. Het is geen luxe dit te doen! Een meer van het materieele vrij schoonheidsbeeld moet de materieele maatschappij herscheppen.
In de maatschappij heeft niet alleen de leek maar ook de kunstenaar aan heel wat meer nog dan aan zijn werk te denken; U zei het is voor den leek moeielijk zich tot het schoone te bepalen, maar ook de kunstenaar wordt nog te veel met het materieele bezig gehouden. Het is hem moeielijk dit te veroveren! Vooral hem, die met het oude gebroken heeft: zooals U reeds zelf opmerkte. (Wordt voortgezet).


AANTEEKENINGEN BIJ DE BIJLAGEN VI EN VII.

In tegenstelling met de uitsluitend architectonische bladen is in „De Stijl” de architectuur altijd als kunst behandeld. De z.g.n. vakbladen bepalen zich tot de materialen en de nuttigheid, en wanneer men de aesthetische waarde der architectuur moest meten naar den inhoud der z.g.n. vakbladen, zou het er voor de architectuur als zoodanig slecht uitzien. En de geschriften dan? Zeker er is in Holland veel — en dikwijls: goed — over architectuur geschreven.
Wanneer men deze geschriften doorleest, staat men versteld over de geringe practische resultaten die deze apologieën der architectuur-als-kunst ten gevolge gehad hebben. En dit is dan ook weer niet te verwonderen wanneer de schrijvers zelf van elke consequentie verre bleven.

44