Pagina:Stijl vol 03 nr 12 p 097-104.djvu/4

Deze pagina is proefgelezen


Het gaat niet op in dit verband „menschheid” en „massa” te identificeeren, zooals Alma doet. Het verlangen van de menschheid, d.i. zoowel het verlangen van de menschheid-als-geheel, als van de individu, manifesteert zich altijd in elken nieuwen kunst- en levensvorm. Dit verlangen wordt eerst door enkelingen, daarna door groepen en ten slotte door de massa gerealiseerd. De heer Alma moet mij eens een nieuw inzicht noemen, dat wèl gesteund werd door het verlangen van een massa. Meent de heer Alma, die al zeer slecht met het ontwikkelingsproces der menschheid op de hoogte moet zijn om dergelijke meeningen te lanceeren, soms dat de christelijke en socialistische gedachten in den tijd van hun opkomst gesteund werden door het verlangen van een massa? We behoeven de historische feiten maar na te gaan om van het tegendeel overtuigd te worden. Ofschoon de dragers van een nieuw inzicht steeds intuïtief, door het verlangen der menschheid (dat altijd berust op: de verlossing uit het natuurlijke, individueele en gebondene, om te komen tot het ongebondene en universeele) waren bezield, was de massa, — steeds chaotisch en oerconservatief, — òf onverschillig voor óf vijandig aan de nieuwe gedachte. Slechts door deze nieuwe gedachte in het materieele te verleggen (in den godsdienst: de belooning, in het socialisme: de stoffelijke welvaart) was de massa voor de pseudo-nieuwe-gedachte in beweging te brengen.
Het verlangen van de massa als maatstaf te nemen voor de waarde van een kunstinzicht of kunstuiting, — een fout die ook de orthodoxe dogmaticus Tolstoi in z’n geheel ongerijmd werkje „Wat is kunst?” beging en waarvan ons de heer Just Havelaar een slap aftreksel bezorgd heeft: „Humanisme”, — moet altijd een conservatieve kunstuiting ten gevolge hebben. Wil de heer Alma aan het verlangen der reeële massa (niet de ideeële, die alleen in de hoofdebn van enkele sentimenteele dwepers bestaat) voldoen, dan raad ik hem aan prentbriefkaarten of sensatiefilms te fabriceeren.
Wat echter het verlangen naar abstractie betreft: De beweringen van den heer Alma, worden driedubbel weerlegd door de feiten: de toenemende drang naar een radicaal abstracte, vormlooze[1] schoonheidsbeelding over de geheele linie der avant-garde, juist het sterkst in Rusland, waar Kandinsky reeds in 1910 het verlangen naar bevrijding uit het bindend gezag van den vorm (in driedubbelen zin) realiseerde; de ontelbare periodieken der avant-garde, waaruit de behoefte naar de bevrijding van de menschheid uit de klemmende banden van het renaissancistisch-individualisme, duidelijk spreekt: het steeds toenemende dadaisme, dat zich keert tegen de gemeenschappelijke bekrompenheid (die van z. g. n. revolutionairen incluis) op het gebied der kunst, een beweging, die, zooals Renée Dunan in een artikel in „Blue 2” zeer juist opmerkt: „niet is ontstaan uit de consequentie van een esthetische theorie zooals het Futurisme, maar uit het verlangen van den tijd naar ruimte en abstractie ... uit het leven”.
Wanneer Alma zijn reactionaire kunstpropaganda wil doorzetten, wanneer hij succes wil hebben met zijn verdachtmaking der moderne kunst ter wille van een descriptieve nieuwe beeldings-Ersatz, dan dient hij zich eerst ter dege met den toestand op de hoogte te stellen.

Als schilder diende Alma te weten, dat de kunstenaars de organen der menschheid (en

100

  1. Vormloos hier bedoeld: zonder organisch-gebonden natuurvorm.