Pagina:Stijl vol 04 nr 02.djvu/10

Deze pagina is proefgelezen

INLEIDING TOT DE NIEUWE VERSKUNST

(SLOT)

DOOR I. K. BONSET

„Ce sont les mots qui existent, ce qui n’a pas de nom n’existe pas. Le mot lumière existe, la lumière n’existe pas”.

FRANCIS PICABIA

(„Jésus-Christ Rastaquouère” pag. 35)

Het was er in de decoratieve, ornamentale en romantische verskunst voornamelijk om te doen de woorden volgens hun tweeledig vermogen van begrip en klank te neutraliseeren. Zoo werd ook in de schilderkunst van het einde der 19e eeuw de kleur geneutraliseerd.
Doch later met het invoeren van een reeks bepalende analogieën werd aan het woord zijn logische (catalogische!) beteekenis ontnomen. Moedwillig. De opeenvolging der gedachten-associaties werd daardoor te niet gedaan. Het uit de beleving opgeroepen beeld werd voorafgegaan door een „zooals” ... of ’n „gelijk” ... en in de analogie werd dan het (inspireerend) sujet gedénaturaliseerd.
Voorbeeld: de zon verrees gelijk een koperen munt. Dante, Petrarca en in navolging van deze en meerderen, in Holland Perk, Kloos, Gorter, trachtten door het gelijkenisbeeld de atmosfeer te scheppen waarin het naturalistische sujet te loor ging en vervangen werd door het gevoelsbeeld.
Maar dit was ontoereikend want de atmosfeer blijft exoterisch.
Mallarmé en Rimbaud daarentegen drukken zich reeds meer beeldend in het vers uit, beeldden zich in het woord. Zij zoeken op het juiste oogenblik het contrastwoord te vinden dat hun geestelijke waarneming volkomen typeert. Ook weten zij op het juiste oogenblik te zwijgen. Zij maken sprakelooze poësie. Zij sterven en staan weder op in het woord. Zij verbreken de prosodie en maken elke logische, voortgaande beweging van onze hersenen onmogelijk. Zij zijn geestelijke materialisten want zij erkennen de identiteit van letter en geest. Door deze daad

24