het terrein is dat de redactie wenscht te bestrijken, blijkt niet slechts uit den ondertitel: Revue Internationale Illustrée de l’activité contemporaine’. (Littérature Architecture, Peinture, Sculpture, Musique, Sciences Pures et Appliquées, Esthétique Expérimentale de L’Ingénieur, Urbanisme, Philosophie, Sociologique, Economique, Sciences Morales et Politiques, Vie Moderne, Théatre, Spectacles, Les Sports, Les Faits) maar ook uit de vele en dikwijls van modern inzicht getuigende artikelen. Het groot aantal reproducties dat dit tijdschrift zich kan veroorloven, maken het mogelijk van belangrijke voorgangers der nieuwe kunst een volledig beeld te geven. Zoo verschenen in de vier nummers die reeds het licht zagen, biografieën over Seurat, Picasso, Cézanne, Lipchitz, Léger e. a. Naast deze biografieën publiceerde dit tijdschrift vele belangrijke artikels, die van veel nut zijn om zich in de nieuwe esthetiek te oriënteeren. Eén artikel waarop wij in een volgend nummer nog eens de aandacht zullen vestigen, door er eenige fragmenten uit te lichten is „Trois Rappels à M. M. les architectes.” door den modernen franschen architect Le Corbusier-Saugnier is van veel belang. Uit deze, met vele reproducties toegelichte manifesten over architectuur blijkt ten duidelijkste, dat de begrippen die reeds vanaf 1917 in „De Stijl” over de architectuur werden ontwikkeld door J. J. P. Oud, Robt. van ’t Hoff, v. Doesburg e. a. nu ook in Frankrijk, dat zich op architectonisch gebied moest beperken tot imitaties en restauraties van 17e en 18e eeuwsche „stijlen” zich beginnen baan te breken.
Van de vele andere artikelen stippen wij als bijzonder verhelderend de volgende aan:
In no. 1: „L’Esprit Nouveau”; „L’Esthétique nouvelle et la science de l’art (Victor Basch); Découverte du Lyrisme” (Paul Dermée); „Sur la Plastique” (Ozenfant en Ch. E. Jeanneret); „La musique Polonaise” (Henry Prunières); „L’Esthétique du Cinema” (B. Tokine); Le Cirque, art nouveau” (Céline Arnauld); „Calligrammes” (Louis Aragan); „Picabia” (G. Ribemont-Dessaignes) enz.
In no. 2: „Erik Satie” (Henri Collet); Ornement et Crime
30