der kunst in het algemeen. Al cultiveerende is de schilder gaan beseffen, dat er een verschil bestaat tusschen het verzinnebeelden der harmonie door middel van figuren — zooals b. v. de z. g. n. symbolisten deden — en het beelden, dat wil zeggen : schilderkunstig realiseeren der harmonie door verhouding van kleur tot kleur.
De schilderkunst bedoelt niet propaganda te maken voor een bepaalde gevoels- of gedachteorde als religie, socialisme, theosofie enz. Evenmin bedoelt de schilderkunst te imiteeren. De schilderkunst — de kunst in het algemeen — bedoelt dat éene grondgevoelen, dat alle gevoelscatagorieën omvat: de eenheid, de harmonie te beelden d. i. te verwerkelijken met niets anders dan het middel dat haar karakteriseert: de kleur.
In de esthetische evenwichtigheid, waarnaar de kunstenaar streeft zijn alle tweede-rangsgevoelens voorondersteld.
Onder „tweede-rangsgevoelens” versta ik alle gevoelens die aan de harmonie nog niet toe en het gevolg zijn van den strijd òm de evenwichtigheid: de tragiek.
Het ligt voor de hand, dat in tijden waarin de conflictgevoelens de tragiek overheerschen, deze gemakkelijk tot onderwerp der kunst worden, ten koste der esthetische realiteit.
Waar het den schilders om deze laatste te doen was, maar zij toch niet van de tragiek, het emotioneele, konden afkomen (b.v. de impressionisten) werd de tragiek in de locaaltoon omgezet. Elk détail werd op deze locaaltoon afgestemd. Aan alles werd dezelfde waarde toegekend, de kleuren werden om zoo te zeggen naar één punt gedreven. Zoo werd, door het werken met kleuren die op zeer kleine afstanden van elkaâr liggen, een soort eenheid bereikt, maar dat was slechts een schijneenheid; niet meer dan een gelijkheid (toonsymetrie). De schilderwijze was hiermee in overeenstemming: zij was een vloeiende.
34