Pagina:Stijl vol 04 nr 05 p 065-076.djvu/8

Deze pagina is proefgelezen

Ik zou hier nog vele compromissen kunnen opnoemen, doch met dit alles heeft de abstracte filmbeelding waarmee ’n nieuwe aera van ’n dynamische uitdrukkingsmogelijkheid, is ingeleid, niets te maken. Het is algemeen bekend, dat ook de futuristen naar een dynamische werking in de schilderij zochten, welke echter ten opzichte van het statische karakter hunner producten altijd min of meer suggestief bleef. Meer dynamo-technisch was het denkbeeld van een onzer medewerkers van de Stijl in 1918, den heer V. Huszar, om de abstracte kleurbeelding op de filmtechniek over te dragen en hierdoor de mogelijkheid te scheppen om voortdurend wisselende composities »op te voeren«. Ik releveer dit in verband met de reeds vergevorderde proefnemingen van Richter-Eggeling. Ik weet, dat er eenig gevaar in schuilt deze abstracte filmbeelding met de muziek te vergelijken, daar dit steeds tot misverstand aanleiding geeft. Toch zou het verhelderend kunnen zijn deze abstracte filmbeelding te vergelijken met zichtbare muziek, want ongeveer op dezelfde wijze als bij de muziek ontwikkelt zich hier in het open lichtveld, zichtbaar de geheele compositie. De toeschouwer ziet de compositie (van te voren in’n »partituur« door den kunstenaar vastgelegd) in het lichtveld worden, hare bepaaldheid krijgen en weder verdwijnen, waarna weder ’n nieuwe compositie van geheel andere indeeling, verhouding en structuur in het lichtveld wordt opgebouwd. Deze abstracte, langs mechanischen weg gerealiseerde dynamo-plastiek zal begeleid kunnen worden door muzikale composities, waarbij zoowel de instrumentatie als de inhoud volkomen nieuw zouden moeten zijn. Het schijnt, dat dit denkbeeld eener mechanische beelding meerdere kunstenaars tegelijkertijd bezighield. En toen de schilders Richter en Eggeling zich tot »De Stijl« wendden tot realiseering van dit denkbeeld heb ik mij onverwijld naar de Nieder-Lausitz begeven, wijl ik er een overeenstemmende gezindheid in speurde en ik hun arbeid en vorderingen daarom wilde leeren kennen. Hoewel nog niet geheel tot opheffing van vorm ge-

72