Pagina:Stijl vol 04 nr 11.djvu/11

Deze pagina is proefgelezen

(vervolg „Trein”)

 

Bonk
BonkBonkBonkBonk

Helder gillen
Schril
Trillen
Rillen
Dreunen
Kreunen
Zuigen
Hol

Lang

Snerpen
Schuiven
Snierpen
Snierpen
Snerpen ...

 

(1915)

KINDERWERELD

Tafeltje.
Stoeltje
Kleedje
gespreid.
Bloempjes
verlept
en geschonden.
Wit lint
om ’n vaasje
gebonden.
Gele plekjes.
Witte plekjes.
Blokjes.
Streepjes.
hokjes
Knikkertjes.
Knikkertjes
wit
grijs
bruin
boontjes
gedroogd
gevlekt
en gespleten.
Busjes
gedeukt.
Papiertjes
gedrenkt.

De Vloer

Gans
van katoen
vlerkjes
rood
geel
groen.
wieltje
wieltje
wieltje
wieltje
Zwempooten
helder oranje
staartje
van kleurige franje.
Houtjes
ruitvormige
schelgroen
en hel geel.
gedeukt
ronde
blikjes
ontzettend veel
Boortje.
Tangeltje.

Doos

vol met zand
een heele
woestijn
in ’n oostersch land.
’n Beer
ruig-geel
kijkt
kijkt
kijkt
met zwart-koralen
oogjes
angstwekkend
scheel.

Sigarenkist
Open!
Op hemels-blauw
deksel

Odora“

van buiten
op den kant

Odora“


van binnen
vol zand
Wéér een
Sahara
’n tintelend
land.

Angstig.
Voorzichtig.
Vreeselijk
teêr
wiegelt
het kindje
heen en weer

Angstig
Voorzichtig
in evenwicht
Blank
Goud
Rose en wit
gezicht.
Groote oogen
hemelsblauw
geur van bloemen
vermengd met
dauw.
Stipje zwart.
Stipje zwart.
Tintelende

169