leven in Integendeel. Schoonheid kan bij verdieping nooit verliezen. Het zal slechts een andere schoonheid zijn dan die welke we thans kennen: moeielijk te begrijpen, niet dan gebrekking te omschrijven. Zelfs het Neo-Plastisch „Kunstwerk“ (nog min of meer individueel) beeldt nog onvolkomen deze, zijn eigen, realiseering. De vrijheid en volheid van het toekomstige leven kan het niet rechtstreeks beelden. Veel ruimer dan in Kunst treedt het Neo-Plastisch begrip in zijn toekomstige realiseering op. Evenals de menschelijke figuur niet dan door kleeding te verstrakken is, zijn er details die geen uiterste vervolstrekking toelaten. Dit te forceeren zou tot verstarring voeren. Zelfs reeds in de huidige Architectuur eischt b. v. een eetservies niet bepaald prismatische vormen: is de verstrakte (gespannen) ronde vorm wel de aangewezene. In de volledigheid en kracht der realiteit worden zulke details van zelf opgeheven. Zulke gebruiksvoorwerpen behoeven ons bovendien niet dan bij „gebruik“ te omgeven. Bij alle soberheid zal het gerief zeer hoog opgevoerd zijn. Juist uit de volmaaktheid der materie-verwerking komt het gerief van zelf voort (machines, vervoermiddelen, enz. enz). De mensch is dan een vrije. Moeite maakt slaaf. Hij is dan vrij (innerlijk en uiterlijk) ook door hetgeen „waarin“ hij leeft. De meer volmaakte uiterlijkheid, tegenover zijn meer sobere innerlijkheid doet de harmonie ontstaan. (Harmonie bedoeld als volmaakte activiteit; niet als landelijke rust, der oude harmonie. Zie over de nieuwe harmonie mijn brochure „Le Neo-Plasticisme“).
Zal, ook in dezen verren toekomst, het volledige leven niet onmogelijk gemaakt worden door de achtergebleven massa? Het is van geen belang voor de evolutie: deze gaat door en met haar alleen hebben we te rekenen.
Kunst was gedurende de eeuwen het surrogaat dat het mensch-zijn verzoent met het uiterlijke leven. „Gebeelde“ schoonheid houdt het geloof aan „reëele“ schoonheid in stand. Zij doet, al is het doen op beperkte
44