Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/1

Deze pagina is proefgelezen

Troonredes.nl alle troonredes sinds 1814 op 1 plek

Troonredes van Koningin Beatrix
(1980 - 2012)



 

Troonrede 16 september 1980
Beatrix, Koningin der Nederlanden
(Minister-president: Dries van Agt)


Leden van de Staten-Generaal,

„Onder een economisch ongunstig gesternte hervat U vandaag Uw werkzaamheid", zo sprak mijn Moeder tot U bij de opening van het vorige parlementaire jaar. Helaas is er thans nog meer reden zulk een uitspraak te doen.

In het voorbije jaar heeft opnieuw een golf van prijsstijgingen voor olie en andere energiedragers, de wereld overspoeld. Die stijgingen werken door in de prijzen van andere invoergoederen. De wereldhandel hapert. Alom in Europa neemt de werkloosheid toe, versnelt de inflatie en verslechtert de betalingsbalans.

Economische groei heeft ons land ook voor het komende jaar niet of nauwelijks te verwachten. Financiële armslag om de economie op te stuwen hebben we niet. Nederland komt klem te zitten. Aan de ene kant geen werkelijke toeneming meer van de nationale middelen, aan de andere kant aldoor oplopende aanspraken op die middelen, zowel voor collectieve als voor particuliere uitgaven. Het is onmogelijk al die wensen in te willigen. Tenzij we de noodsprong zouden maken naar een nog groter financieringstekort. Maar dat zou ertoe leiden dat de staat gaandeweg zoveel rente opzijn schulden moet betalen dat wezenlijke overheidstaken niet meer kunnen worden uitgevoerd. Bovendien zou het rijk dan, pogend het hoge tekort te financieren, de rentestand opdrijven, dus het investeren in bedrijven en woningen verder bemoeilijken, tot schade vooral van de werkgelegenheld. Het financieringstekort moet veeleer worden verminderd en daarop is de ontwerpbegroting dan ook gericht.

Hoe moeten de beschikbare middelen worden verdeeld tussen de collectieve en de particuliere sector en vervolgens binnen elke van die sectoren? Met de vragen die hieruit voortvloeien heeft de regering geworsteld.

Het beslag dat de overheid en de sociale voorzieningen, waaronder de gezondheidszorg, leggen op het nationaal inkomen is sinds 1950 meer dan verdubbeld. In de jaren zeventig zijn de kosten van die voorzieningen zeer sterk gestegen. Een voortzetting van die ontwikkeling in de jaren tachtig zou onze economie ontwrichten.