Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/111

Deze pagina is proefgelezen

Troonrede 21 september 1999
Beatrix, Koningin der Nederlanden
(Minister-president: Wim Kok)


“Mijne Heeren!

Het is Mij aangenaam U bijeen te zien tot hervatting Uwer werkzaamheden. (…) Op menig gebied is dringend behoefte aan krachtige wetgevende maatregelen.”….

Zo sprak honderd jaar geleden mijn Grootmoeder tot Uw voorgangers.


Leden van de Staten-Generaal,

De twintigste eeuw was een eeuw van scherpe contrasten. Twee bloedige wereldoorlogen werden uitgevochten. Door oude tegenstellingen te overwinnen, door samenwerking te zoeken in plaats van conflict, heeft West-Europa de rampspoed van het verleden achter zich gelaten. Politieke stabiliteit alsmede economische en sociale vooruitgang zijn de resultaten van een voortgaande Europese integratie. Het besef van toenemende wederzijdse afhankelijkheid lag en ligt ten grondslag aan de overtuiging dat in Europa meer eenheid nodig is.

De Midden- en Oost-Europese landen konden lange tijd niet aan deze eenwording deelnemen. Zij lagen aan de andere kant van de politieke en ideologische scheidslijn. Nu deze landen de vrijheid hebben herwonnen om als democratische rechtsstaten zelf hun bestemming te bepalen, zoeken zij aansluiting bij het proces naar meer stabiliteit en samenwerking in Europa. Daarvoor ruimte scheppen is een van de grote opgaven waarvoor de Europese Unie nu staat.

De twintigste eeuw was ook het tijdperk van ongekende wetenschappelijke, technologische en economische vooruitgang. Velen hebben hiervan de vruchten kunnen plukken. Ook hebben meer mensen democratische rechten verworven. Een groter deel van de wereldbevolking leeft in vrijheid en voorspoed. Toch delen te veel mensen nog onvoldoende in deze vooruitgang, vooral elders in de wereld, maar ook dichtbij. Wij mogen daarin niet berusten.

Op de drempel van de nieuwe eeuw staat ons land voor bijzondere uitdagingen:

-Waarborgen dat Nederland volwaardig blijft deelnemen aan de mondialisering van de economie.

– Een duurzaam evenwicht vinden tussen welvaartsgroei en behoud van onze natuurlijke omgeving.

– Investeren in kennis én in mensen die daarmee verantwoord kunnen omgaan, in het belang van een hoogwaardige samenleving.