Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/14

Deze pagina is proefgelezen

De vandaag uitgebrachte werkgelegenheidsnota gaat in op het herstel van economie en werkgelegenheid, op de verdeling van het werk en op de mogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden om zinvol werk buitenshuis te verrichten.

Het bedrijfsleven, bestaande en nieuwe bedrijven, met allen die daarin werkzaam zijn, zullen weer het draagvlak moeten worden van groeiende werkgelegenheid en welvaart. Daartoe moeten wij het overheidstekort en de druk van belastingen en premies verminderen. Hiertoe wordt nu een forse aanzet gegeven. Het financieringstekort gaat, zij het bescheiden, dalen. De sociale premiedruk daait aanzienlijk. Ondanks belastingmaatregelen stijgt de totale belastingdruk in de samenleving niet. Zelfs bij de krappe kas van de overheid heeft de regering toch een lastenverlichting voor het bedrijfsleven voorgesteld; voor bedrijven en zelfstandigen. De regering dient vandaag soberder begrotingen in. Om echter te voorkomen dat bij de stijgende rentelast en de scherp gestegen kosten van de werkloosheid ten laste van de rijksbegroting, de overheidstaken te sterk ingekrompen worden, moeten belastingmaatregelen genomen worden. Deze verzwaringen staan dus tegenover verlichtingen. De belastingmaatregelen zijn zo gekozen dat zij duidelijk het zwaarst drukken op de burgers met de hogere inkomens. Op deze wijze worden de lasten van de hogere werkloosheid en de bedragen gemoeid met de lastenverlichting voor het bedrijfsleven naar draagkracht verdeeld, en komt ook volgend jaar geld beschikbaar voor een bijzondere uitkering aan hen die van het minimum rond moeten komen.

Bij het herstel van de werkgelegenheid kan het niet alleen gaan om lastenverlichting en beheersing van kosten. Daarom heeft het kabinet ook een begin gemaakt met de vereenvoudiging van de regelgeving in ons land.

Deze taakstelling heeft niet alleen betekenis voor de economie. Burgers en bedrijven hebben recht op een overheid die sober is in haar regelgeving. Strikt waar het moet, maar niet alomvattend en bureaucratisch. Een overheid die zich onthoudt van wat door anderen minstens zo goed gedaan kan worden. Een overheid die zich beperkingen oplegt, maar helder en strak is daar, waar zij moet optreden, zoals bij de bestrijding van fraude, van handel in drugs en van aantasting van het milieu. Als wij hierin slagen zal de rechtsstaat winnen aan geloofwaardigheid en kracht.

De instandhouding van een krachtige rechtsstaat, voorwaarde voor het behoud van onze democratie, is één van onze eerste opgaven De rechtsstaat kan echter alleen gedijen in een samenleving, waarin alle burgers kans hebben zich te ontplooien, waarin emancipatie gerealiseerd kan worden, waar nationale en groepstradities beleefd kunnen worden en waar groepen met verschillende opvattingen en gebruiken elkaar tolereren en waarderen Het gevoel van onzekerheid en gebrek aan geborgenheid, en soms zelfs een gevoel van stuurloosheid zijn zeker niet alleen te wijten aan de economische teruggang. Daarom is zo belangrijk het weefsel van de samenleving van gezin tot wijk, van eigen vereniging tot rijkgeschakeerde media, waarmee men zich verwant kan weten, waar men zich thuis voelt. Onze rechtsstaat is ook gediend met betere bestuurlijke verhoudingen; met de zeggenschap zo dicht mogelijk bij de burgers. Met het oog hierop zal voortgegaan worden op de moeilijke weg van de decentralisatie.

De kwaliteit van de samenleving moet worden bepaald door de instelling en inspanning van de burger. Dat geldt voor het vraagstuk van de minderheden die hun plaats moeten kunnen vinden in onze samenleving. Dat geldt voor het onderwijs, waar naast de noodzakelijke versobering veel