Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/18

Deze pagina is proefgelezen

De elkaar snel opvolgende technologische vernieuwingen en de veranderingen in de internationale produktiestructuur, vragen -om grote inspanning op het gebied van de ontwikkeling van wetenschap en technologie. Zij stellen ook hoge eisen aan het aanpassingsvermogen van de bedrijven en aan hen die daarin werken.

Zo komt nieuw en ander werk in de plaats van hetgeen verdwijnt, Meer en meer dienen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek dit te ondersteunen; vandaar ook de versterkte inspanning op het gebied van de informatie-technologie. Alleen een op vernieuwing gericht bedrijfsleven met concurrerende arbeidskosten kan het ons mogelijk maken onze welvaart in stand te houden. Daarenboven zijn herverdeling van werk en arbeidsduurverkorting onmisbaar. Dit is een moeilijk proces van passen en meten, dat in de organisatie per bedrijfstak, of zelfs per onderneming, moet gebeuren.

Het is moeilijk omdat arbeidsduurverkorting en herverdeling van werk niet tot minder maar tot meer produktie moeten leiden. Dat kan alleen als het band in hand gaat met andere werkroosters, flexibele werktijden, langere bedrijfstijden. Hier ligt een zware opdracht voor werkgevers en werknemers, en dus evenzeer voor de overheid als grootste werkgever.

Deze inspanning moet samengaan met een forse aanpak van de jeugdwerkloosheid. Het is daarom verheugend dat de centrale organisaties van werknemers en werkgevers, verenigd in de Stichting van de Arbeid, overeenstemming hebben bereikt over aanbevelingen om de jeugdwerkloosheid nu massaal aan te pakken. Evenzo heeft het akkoord tussen kabinet, sociale partners en onderwijsorganisaties over de gezamenlijke verantwoordeiijkheid voor het beroepsgerichte onderwijs, tot een doorbraak geleid.

Het leerlingstelsel ten behoeve van het bedrijfsleven zal met 40.000 plaatsen worden uitgebreid. Zo zullen jongeren, goed opgeleid en vakbekwaam, het bedrijfsleven komen versterken. Ook bij de overheid zullen zij voortaan in zogenaamde groeibanen aangenomen worden. Dat betekent dat volgend jaar 15.000 jongeren meer bij de overheid aan het werk kunnen gaan. Bedrijfsleven en overheid zullen op deze wijze samen zorg dragen voor een aanzieniijke verbetering van de positie van de schoolverlaters.

Daartnaast heeft de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid voor langdurig werklozen. Met name jongeren die reeds meer dan twee jaar werkloos zijn zuiien door middel van het zogenaamde “START”-plan een nieuwe kans krijgen.

1985 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het jaar voor de jeugd. Waar het vooral om gaat is wat er door de jeugd kan gebeuren. De schoolverlaters van de jaren tachtig; tweeëneenhalf miljoen jongens en meisjes, zullen straks het hart moeten uitmaken van de werkende generatie. Voor die immense opgave staan wij samen.

Ondanks de noodzaak het uitgavenniveau in de sociale zekerheid te beheersen kan de koopkracht van de sociale minima gelukkig gehandhaafd blijven, door de geringe prijsstijging en de verlaging van belastingen en sociale premies. Wel zulen de boven-minimale uitkeringen teruggebracht worden tot 70% van het bruto-loon. Waar van hen die voor lange tijd op een uitkering aangewezen, zijn dit offer gevraagd wordt, is het redelijk ook te komen tot bezuinigingen bij de