de opgaande lijnen vast te houden. Vorig jaar zijn met werknemers en werkgevers afspraken gemaakt om samen de werkloosheid verder terug te dringen.
Met de beleidsvoornemens voor 1988 wordt getracht een verantwoorde basis te leggen voor de gezamenlijke inspanning van overheid en sociale partners, gericht op versterking van economie en werkgelegenheid op langere termijn. Daarom blijft de nadruk liggen op het zo laag mogelijk houden van de arbeidskosten, op het stimuleren van technologische vernieuwingen, op het zo veel mogelijk scholen en op het versterken van de infrastructuur. Dit alles onder de onmisbare randvoorwaarde dat het financieringstekort moet blijven dalen.
Blijvend herstel van de economie is alleen mogelijk als de overheid minder schulden maakt en als de collectieve-lastendruk daalt. Aan beide voorwaarden wordt volgend jaar voldaan. Toch dreigen de rijksuitgaven in hun totaliteit nog steeds te stijgen. Om dat te compenseren stelt de regering bezuinigingen voor, vooral daar waar de uitgaven het snelst toenemen. De overheid behoort immers de omvang van haar uitgaven scherp in het oog te houden. Omdat onvoorziene uitgavenoverschrijdingen een bedreiging vormen voor bestendig beleid, acht de regering het noodzakelijk zich dit najaar verder te beraden over concrete versterking van de begrotingsdiscipline.
De hoogte van de arbeidskosten, zo sterk bepaald door belastingen en premies over het loon, heeft nog steeds een belemmerende invloed op de groei van de werkgelegenheid. De regering tracht die negatieve invloeden zo beperkt mogelijk te houden door het scherp vaststellen van sociale premies en belastingtarieven. Waar mogelijk worden deze verminderd. De hogere belastinginkomsten weer voor hogere uitgaven gebruiken zou niet de goede weg zijn. De verlaging van de loon- en inkomstenbelasting, waarvoor de regering heeft gekozen, is broodnodig om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden.
De financiële ruimte voor het overheidspersoneel is ten opzichte van de aanvankelijke voornemens enigszins vergroot, ook om extra werk bij de overheid te kunnen scheppen en enige inkomensverbetering mogelijk te maken, daar waar de afstand tot het bedrijfsleven te groot dreigt te worden.
Voor mensen met het minimumloon en uitkeringsgerechtigden is een verhoging van de vakantieuitkering van 7,5% naar 8% voorzien. Voorgesteld wordt de kinderbijslag te verhogen.
Dit alles moet ertoe leiden dat behoud van koopkracht ook zonder loonsverhoging tot de reele mogelijkheden behoort. Dat dient de werkgelegenheid en hierdoor krijgen zo veel mogelijk mensen kans op inkomen uit werk.
Met dit zelfde doel voor ogen heeft de regering zich gebogen over de hoogte van het minimumloon. Na rijp beraad is besloten geen gevolg te geven aan een advies van de meerderheid van de Sociaal-Economische Raad om het wettelijk minimumloon over de hele linie te verlagen. Wel wordt voorgesteld het wettelijk minimumloon tot 18 jaar af te schaffen en dat voor een 23-jarige te verlagen tot dat voor een 22-jarige. Met deze maatregel hoopt de regering een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de hoge werkloosheid onder met name jongere werklozen met een laag opleidingsniveau.