Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/48

Deze pagina is proefgelezen

Troonrede 19 september 1989
Beatrix, Koningin der Nederlanden
(Minister-president: Ruud Lubbers)


Leden van de Staten-Generaal,

Na de vervroegde verkiezingen is op 14 september de nieuw gekozen Tweede Kamer bijeengekomen. Met de vorming van een nieuw kabinet is een aanvang gemaakt. Deze uiteenzetting van het regeringsbeleid zal dus sober zijn.

In verscheidene delen van de wereld is er sprake van een streven naar meer vrijheid en een democratische rechtsorde. Steeds wijder wordt erkend dat deze ontwikkeling ook de beste basis biedt voor een rechtvaardige en welvarende samenleving.

Zo doen zich in een aantal Oosteuropese landen bemoedigende veranderingen voor. Deze verdienen onze steun en sympathie, in woord en daad, opdat de kille scheiding door het IJzeren Gordijn steeds meer plaats maakt voor samenwerking en goed nabuurschap.

De NAVO heeft afgelopen voorjaar haar veertigjarig bestaan herdacht. Ook de komende jaren zal het bondgenootschap onmisbaar blijven om vrede en veiligheid in ons werelddeel te waarborgen.

Op het gunstige klimaat van de wapenbeheersing wil Nederland met zijn Atlantische partners actief blijven inspelen om tot verdere akkoorden te komen. Van bijzonder belang in dit verband zijn de onderhandelingen over conventionele strijdkrachten. Deze besprekingen bieden de gelegenheid grote onevenwichtigheden, die al zo lang een schaduw werpen over ons continent, om te zetten in een duurzaam evenwicht en te komen tot een geringere bewapening.

Met betrekking tot het veiligheidsvraagstuk zal de voortschrijdende eenwording West-Europa beter in staat stellen meer verantwoordelijkheden te dragen voor politieke en economische stabiliteit, zowel in de eigen regio als elders in de wereld. Voor zover het integratieproces de economie betreft, is de eerste opdracht de voltooiing van de Interne Markt. Hiermee worden goede vorderingen gemaakt. De regering ziet de verwezenlijking van een Economische en Monetaire Unie, waarvan de eerste fase thans in voorbereiding is, als een vervolg op de totstandkoming van de Interne Markt.

Bij het gestalte geven aan de sociale en culturele identiteit van Europa gaat het om éénheid in verscheidenheid. Met het voortgaan van de integratie is het echter wel belangrijk alleen datgene op Gemeenschapsniveau te regelen wat niet aan de individuele lidstaten kan worden overgelaten.

De interne versterking van de Gemeenschap zal niet ten koste mogen gaan van de openheid naar buiten. Integendeel, de toegankelijkheid moet vergroot worden, in het bijzonder tegenover de ontwikkelingslanden. De eigen verantwoordelijkheid van deze landen voor het op gang brengen van groei en ontwikkeling vormt het uitgangspunt van de strijd tegen armoede en achterstand. Niettemin hebben de rijke landen de plicht de inspanningen van de ontwikkelingslanden te