Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/77

Deze pagina is proefgelezen

Behalve aan territorials decentralisatie is er de laatste jaren veel gebeurd aan functionele decentralisatie om burgers en organisaties meer ruimte te geven voor eigen verantwoordelijkheid. Zo zullen het komende jaar decentralisatie en deregulering van het onderwijs nader gestalte krijgen. Scholen zullen hun werk daardoor beter en meer zelf kunnen doen. Goed onderwijs moet het hebben van gemotiveerde onderwijsgevenden. Daarom komen er dan ook meer financiële middelen en krijgen schoolbesturen en schoolleiding meer beleidsverantwoordelijkheid.

Doelmatigheid in het onderwijs vereist een betere verwijzing na de basisvorming, en in het hoger onderwijs de juiste student op de juiste plaats. Dat is te meer van belang daar de komende jaren hogere eisen zullen worden gesteld aan de studievoortgang.

Bij het herijken van onze verzorgingsstaat staan steeds centraal het activeren van burgers en het zorgvuldig beheren van de middelen die de overheid zijn toevertrouwd. Tegelijk wil en moet de overheid schild voor de zwakken zijn en is een verantwoordelijke samenleving nodig om te voorkomen dat mensen van de weg raken of blijvend in een isolement terechtkomen. Het gaat immers om verbondenheid tussen mensen en om opkomen voor het kwetsbare. Daarom moeten behouden blijven: de oudedagsvoorziening voor allen, een bijstand die de armoede weert, een gezondheidszorg die voor ieder betaalbaar blijft. Daarom ook moet voorzien worden in veel meer kansen op werk voor lagergeschoolden. Op de arbeidsmarkt mag het immers niet alleen om de sterken, maar moet het ook om de zwakken gaan. Zelfs dan zullen er in onze samenleving altijd mensen zijn die nooit hebben kunnen werken of uitgeschakeld zullen blijven. Zij hebben er evenzeer recht op in onze verbondenheid te delen.

Een overheid die zuinig moet zijn en dan ter wille van de kwaliteit van de samenleving toch nog veel belastingen en premies van de burgers moet vragen, is gehouden de strijd aan te binden met fraude en oneigenlijk gebruik van voorzieningen. Dat heeft in deze kabinetsperiode dan ook steeds meer gestalte gekregen. Met het terugdringen van veelvoorkomende misdrijven werd reeds eerder een aanvang gemaakt. De betere preventie en de nieuwe vormen van het zogenaamde lik-op-stuk-beleid blijken succes te hebben. De invoering van de identificatieplicht zal tot verdere verbetering leiden.

Na vele jaren van discussie wordt in deze kabinetsperiode door de inspanningen van velen één politie tot stand gebracht. Geloofwaardig en effectief optreden vroeg en vraagt om uitbreiding van de celcapaciteit. Deze komt er dan ook. Maar dit kan niet liet enige antwoord zijn op crimineel gedrag. De zorgelijke ontwikkeling van de misdaad onder jongeren eist een bredere aanpak. Nog dit jaar zal met een experiment worden begonnen waarin jeugdige delinquenten door een strak regime en intensieve begeleiding worden voorbereid op terugkeer in de samenleving. De afgelopen jaren zijn op het terrein van de wetgeving en de versterking van de gehele justitiële keten belangrijke inspanningen verricht en veranderingen in gang gezet. Al met al is er bij de bestrijding van fraude en criminaliteit een omslag in denken en handelen. Er is echter nog veel te doen.

Bestuur en wetgever kunnen met al deze inspanningen ten bate van de burger alleen geloofwaardig blijven als zij voldoende aandacht geven aan de integriteit van het bestuur.