Pagina:Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012).pdf/99

Deze pagina is proefgelezen

Troonrede 16 september 1997
Beatrix, Koningin der Nederlanden
(Minister-president: Wim Kok)


Leden van de Staten Generaal,

Dankzij de inspanningen van zeer velen heeft ons land in de afgelopen jaren belangrijke vooruitgang geboekt, zowel in sociaal als in economisch opzicht. De vooruitzichten voor 1998 zijn gunstig. Op ons allen rust de taak om de basis voor welzijn en welvaart verder te versterken. Voortgaande, groei van de werkgelegenheid en bevordering van maatschappelijke en economische participatie door alle burgers staan hierbij voorop. Met het gezond maken van de overheidsfinanciën en met de duurzame versterking van de economische structuur dient te worden voortgegaan. Van een vitale economie kan echter geen sprake zijn wanneer de kwaliteit van ons leefmilieu onvoldoende gewaarborgd wordt. Werken aan de toekomst betekent ook investeren in mensen, in hun kennis en vaardigheden , in goed onderwijs, en daarmee in kansen om deel te nemen aan de samenleving.

Het aantal mensen met een sociale uitkering daalt. De werkgelegenheid blijft krachtig doorgroeien. Eind volgend jaar zullen naar verwachting bijna een half miljoen personen sneer betaalde arbeid verrichten dan vier jaar daarvoor. Onder hen zijn ook vele allochtonen. Toch blijft het noodzakelijk dat de deelname aan de arbeidsmarkt verder wordt vergroot, in het bijzonder voor hen die weinig opleiding of onvoldoende werkervaring hebben. De mogelijkheden voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten tot herintreding zullen worden verruimd, ook door maatregelen op het terrein van de sociale zekerheid. De positie van oudere werknemers verdient eveneens aandacht. Het voortijdig buitenspel zetten van mensen is sociaal schrijnend en, in het licht van de komende vergrijzing, economisch steeds minder verantwoord. Ruimere scholings- en opleidingsmogelijkheden en het bestrijden van leeftijdsdiscriminatie zullen aan ouderen de kans bieden om langer aan het arbeidsproces deel te nemen.

De verdeling van arbeid en zorg tussen mannen en vrouwen is nog steeds onevenwichtig. Voldoende, toegankelijke kinderopvang, ook voor schoolgaande kinderen, zal vrouwen beter in staat stellen hun keuze voor economische zelfstandigheid te verwezelijken.

De verdere verlaging in 1998 van het tekort op de rijksbegroting en de vermindering van de schuldquote zijn van meer dan cijfermatige betekenis. De daling van de rente-uitgaven die daardoor mogelijk wordt, schept financiële ruimte voor nieuwe prioriteiten. De gunstige economische situatie maakt het mogelijk om nu omvangrijke bedragen te reserveren voor de toekomst. Met het oog op onze oudedagsvoorziening wordt een substantiële bijdrage geleverd aan het AOW-fonds. Voorts worden middelen gereserveerd voor de financiering van noodzakelijke investeringen in de infrastructuur in ruime zin.

Volgend jaar zal opnieuw een aanzienlijke lastenverlichting worden doorgevoerd. Voor burgers betekent dat onder meer een verlaging van het geheel van belastingen en premies en een korting op de gemeentelijke milieuheffingen. Mede door deze maatregelen gaan vrijwel alle groepen van