Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/113

Deze pagina is proefgelezen
(93)

dezelve zou bevrijd blijven; doch niets kon hem overtuigen, niets wilde hij gelooven. – Ik voeg hier bij, dat de dwaaze Roomſchen de Nacht-merrij voor een Spook houden, doch dat tevens vleesch en beenen bezit. Zij zijn ijslijk benaauwd voor dezelve, en gebruiken, als een zeker behoed-middel, de voorzorg, om hunne ſchoenen of klompen verkeerd voor het bed te zetten, dan kan dat Spook niet in dezelve ſtappen, en zoo op het bed klimmen. – Dan immers word de Nacht-merrij lelijk bedroogen. – ô! wat zijn de Roomſche bijgeloovige Majorijënaars toch ſchrander! – !! Had Gij wel gedacht, dat zij zoo vernuftig waren, om zelfs een Spook zoo lelijk te foppen? – ! – Hoe kan het vernuft het zoo ver brengen? – Dit is verwonderlijk, en....... doch genoeg!

Ik moet hier een tweede Majorijsch Spook bijvoegen. – Zie hier, hoe mij verhaald wierd, en men zweerde bij kris en kras, dat het gewisſe waarheid is: Een zeker Jager, dien zij Dirk den Beir noemen (in Duitschland noemt men hem: den Wilden Jager, of: het woedend Heir. Dus heerscht dit bijgeloof niet alleen in de Majorij), wierd om zijne euveldaaden vervloekt en veröordeeld, om 's nachts door de lucht om te zwerven. Hij heeft dan eene tallooze menigte honden, groote en kleine, alle aan malkanderen gekoppeld, bij zich. Hoort Dirk den Beir nu 's avonds of 's nachts iemand zingen of fluiten, of ontmoet hij iemand, dien dwingt hij, om zijne honden vast te houden, terwijl hij dan eens

op