Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/125

Deze pagina is proefgelezen
(105)
Hoogduitsch. Mojorijsch. Hollandsch.
Tummelicht. Dommelig. Duizelig.
Wammes. Wammes. Wambuis.
Weiher. Wijër. Vijver.
Winde. Wind. Dommekracht.

Denklijk zijn 'er nog wel meer Hoogduitſche woorden in gebruik, doch geene andere dan deeze heb ik kunnen opſchommelen; zij zijn echter voldoende genoeg, om U ten vollen te overtuigen, dat de Majorijſche taal een mengelmoes is van Hoogduitsch, Hollandsch, zuiver Majorijsch, en zelfs vind men 'er verbasterde Franſche en Latijnſche woorden, bij voorbeeld: labeuren, arbeiden: van het Latijnſche Laborare, zoo ook laar betekenende een wooning of verblijf van het Latijnſche Lar. Anderen houden dit woord Lar voor zuiver Keltisch[1].

Nu mag ik deeze letteren wel ten einde brengen; zij zijn lang genoeg. Ik denk, dat zij U even zoo wel als mijne voorige Brieven bevallen zullen, en in die zekere verwachting noem ik mij al weder uwen oprechten

Vriend.
ZE-
G5
  1. Letteroeffeningen voor 1794. Mengelwerk. Bladz. 82.