Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/255

Deze pagina is proefgelezen

(235)

maar dezelve met het grootste recht veräfschuwe en verfoeië.

Ik blijf onveränderlijk, schoon UE. geheel onbekend, uw opregte Hoogächter en Welwenscher.

Τ. T.
Den 27 Julij,
Hollandus.
1800.




[Onder het Afdrukken van dit Blad word den Uitgeever, op het onverwachtst, nog één Brief, getekend: Uw Vriend, 12 Sept, 1800. Overhandigd. Dezelve is zeer belangrijk; doch de Reiziger heeft 'er alleen de volgende belangrijke stukken, echter zoo veel mooglijk verkort, uit kunnen overneemen, wijl de andere al te ver uit elkanderen liepen.]

Een Roomsche Beurtschipper van 's Bosch op Rotterdam, die op eene onwettige wijze, in plaats van een zeer braaven Man, wien men dit Veer ontnomen heeft, is aangesteld, voer vóór eene week drie vier naar Rotterdam; hem ontmoetede een andere Schipper, zijnde een Protestant, tegen wiens Schip hij meende aan te zeilen. Dit mislukkende, ontmoet hij den Nijmegenschen Beurtman [denklijk een Protestant, schoon mij zulks niet gemeld word], waar tegen hij opzetlijk aanvaart. Deeze zegt eenvouwig: "dat hij slecht deed, wijl ij hem gemaklijk had kunnen mijden." Dit nam hij zóó euvel op, dat hij terstond in de Boot

sprong,