Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/45

Deze pagina is gevalideerd

(25)

'er niets van belang te bekijken. – Ik word slaaperig, dus is het een teken dat ik de pen moet neêrleggen en naar bed gaan; het word ook tijd, want het is bijna middenmacht. – Daar ligt de pen! – ik gaa slaapen – !

Vervolg.

Ik zal U nu niets van Bladel zeggen, als alleen dat ik mij hier reeds verscheiden dagen heb opgehouden, en van hier eenen grooten uitstap heb gedaan over Hapert, Hoogloon, Kasteren, Vessem, Wintelre en Oosterbeers naar Oorschot. – Nu iets van deeze Dorpen.

Hapert ligt aan de Beerze, heeft eene kleine Kerk en eenen Watermolen op evengemeld riviertjen; Hoogloon heeft niets bijzonders voor eenen nieuwsgierigen Wandelaar; en te Kasteren ziet men eene vervallen Kerk, dit is alles, dan – de overlevering verhaalt van deeze drie Dorpjens het volgende: De eerste Romeinsche Keizer, Julius Cæsar, zou , in de Majorij zijnde, met zijne benden tot de eerstgemelde plaats doorgetrokken zijn, hier ontstond een oproer onder dezelve, dus begon het te haperen, en men noemde dit Dorp Hapert; hij moest, om zijn leger tot bedaaren te brengen, deszelfs soldij of loon verhoogen, intusschen was hij voordgerukt tot Hoogloon, het geen hiervan zijnen naam ontleend zou hebben; en eindelijk sloeg hij, alles weder bedaard zijnde, zijn leger te Kasteren, hetwelk dus naar het Latijnsche woord Castra, eene legerplaats heet, neder. – Wat zegt Gij van

dit
B5