Pagina:Uitgave van het Vlaamsch Nationaal Zangverbond.djvu/7

Deze pagina is proefgelezen
 
8.
8.
KLOKKE ROELAND
Albrecht Rodenbach
J. De Stoop
 

Boven Gent rijst,
Eenzaam, en grijsd,
’t Oud Belfort, zinbeeld van ’t verleden:
Somber en grootsch,
Steeds stom en doodsch,
Treurt de oude held op ’t Gent van heden:
Maar soms hij rilt,
En eensklaps gilt
Zijn bronzen stemme door de stede:
Trilt in Uw graf, trilt Gentsche helden,
Gij, Jan Hyoens, gij, Artevelden;
Mijn naam is Roeland. ’k Kleppe brand,
En luide storm in Vlaanderland.

Een bont verschiet
Schept ’t bronzen lied,
Prachtig weer toovrend mij voor d’oogen;
Mijn ziel herkent
Het oude Gent,
’t Volk komt gewapend toegevlogen.
’t Land is in nood,
« Vrijheid, of dood! »
De gilden komen aangetogen
’k Zie Jan Hyoens, ’k zie d’Artevelden
En stormend roept Roeland den helden
Mijn naam is Roeland, ’k Kleppe brand,
En luide storm, in Vlaanderland.

O heldentolk;
O reuzenvolk,
O pracht en macht van vroeger dagen!
O bronzen lied
’k Wete uw bedied,
En ik versta ’t verwijtend klagen;
Doch wees getroost:
Zie, ’t Oosten bloost
En Vlaand’rens zonne gaat aan ’t dagen.
Vlaand’ren den leeuw! Tril, oude Toren,
En paar uw lied met onze koren:
Zing: Ik ben Roeland, ’k kleppe brand,
Luide triomf in Vlaanderland.