Wie zal er ons kindeke douwen | |
Refrein: | Kleine, kleine, Moederke alleen, Douw, douw, douwderideine! Kleine, kleine, Moederke alleen, Kan van uw wiegske niet schêen! |
Wie zal naar ons kindeke kijken, | |
Refrein: | ...... |
Wie zou voor ons kindeke derven, | |
Refrein: | ...... |
Geen avondwind en ruischt zoo zoet
In ’t stille van den tijd.
Dat mijn gedacht iets anders doet.
Dan zoeken waar ge zijt,
Of hij op bloemen zegepraalt,
Mij laat hij koud als steen;
Ik denk aan u, waar gij ook dwaalt.
Aan u, aan u alleen!
Geen starreken verleidt er mij;
Ik zie uw oogenpaar,
Dat in mijn harte blinkt zoo blij;
Dan zijt ge weder daar!
Wanneer uw oog in ’t mijne straalt,
Geen afstand is er, neen:
Ik denk aan u, waar gij ook dwaalt,
Aan u, aan u alleen!
Geen kloksken klinkt er uit de vert
Zoo vredig over ’t land.
Dat het een wijlken uit mijn hert
Uw stille stemme bant
Wat ook zijn lieve klank verhaalt,
Wij spreken steeds meteen:
Ik denk aan u, waar gij ook dwaalt,
Aan u, aan u alleen!