Pagina:Uitgave van het Vlaamsch Nationaal Zangverbond.djvu/8

Deze pagina is proefgelezen
 
9.
9.
MOEDERKEN ALLEEN
René De Clercq
Emiel Hullebroeck
 

Wie zal er ons kindeke douwen
En doet het zijn moederke niet?
Wie zal er zijn dekentjes vouwen,
Dat ’t schaars door een holleken ziet?

Refrein: Kleine, kleine, Moederke alleen,
Douw, douw, douwderideine!
Kleine, kleine, Moederke alleen,
Kan van uw wiegske niet schêen!

Wie zal naar ons kindeke kijken,
Dien blozenden, stouten kapoen?
Wie zal er zijn hemdekens strijken,
Zijn haarken in krullekens doen?

Refrein: ......

Wie zou voor ons kindeke derven,
Heur laatste kruimelke brood?
Wie zou er, wie zou er voor sterven
En lachen op kind en op dood?

Refrein: ......
 
10.
10.
AAN U ALLEEN
Willem Gijssels
Emiel Hullebroeck
 

Geen avondwind en ruischt zoo zoet
In ’t stille van den tijd.
Dat mijn gedacht iets anders doet.
Dan zoeken waar ge zijt,
Of hij op bloemen zegepraalt,
Mij laat hij koud als steen;
Ik denk aan u, waar gij ook dwaalt.
Aan u, aan u alleen!

Geen starreken verleidt er mij;
Ik zie uw oogenpaar,
Dat in mijn harte blinkt zoo blij;
Dan zijt ge weder daar!
Wanneer uw oog in ’t mijne straalt,
Geen afstand is er, neen:
Ik denk aan u, waar gij ook dwaalt,
Aan u, aan u alleen!

Geen kloksken klinkt er uit de vert
Zoo vredig over ’t land.
Dat het een wijlken uit mijn hert
Uw stille stemme bant
Wat ook zijn lieve klank verhaalt,
Wij spreken steeds meteen:
Ik denk aan u, waar gij ook dwaalt,
Aan u, aan u alleen!