Deze pagina is proefgelezen
EEN BRIEF VAN CAREL
AAN ZIJN ZUSJE CAATJE
ZZusje lief! ik laat u weten,
Dat ik sedert uw vertrek,
In mijn kamer heb gezeten,
Meid lief! met een stijve nek.
'k Dagt, ik zal u tog eens schrijven,
Want het weder is zo guur,
Dat ik steeds in huis moet blijven,
En dat smaakt niet op den duur.
'k Heb met u vrij wat te praten;
Dikwijls denk ik, wasze hier!
Maar dat denken kan niet baten,
Daarom praat ik op papier,
Schrijven, moet men, zegt Papaatje,
Even zo, als of men praat;
Daarom zal ik, lieve Caatje,
U vertellen, hoe 't mij gaat.