Pagina:Van Doesburg, Opstanding (1913).pdf/13

Deze pagina is proefgelezen

schildersezel verdiept in het schilderij) Hum-hum...
      J o r s a: (voegt zich bij hem. Zij zien elkaar lang aan. Dan met gedempte stem) Zag je die hand... en... e... zag je die... ziel... en (uit het hokje dringt een zacht snikken tot hen door. Adonis kijkt, de oogen wijd open, de wenkbrauwen opgetrokken in verwondering in die richting. Jorsa gaat, zonder eenige verwondering, als verwachtte hij dit, door:) ...hoor je... ’m, den mensch? (gebaar naar de schilderij) en dàt... wat is dàt? De buitenste oppervlakte van een naakt menschen-lichaam... de schil...de... (verandert van toon; hoog nu en snel) Ik heb heel wat anders gezien dan dàt... en zou heel iets anders uitbeelden dan dàt... Begrijp je nu...
      A d o n i s: (Slaat met slappe handen van zich af, alsof hij gevaarlijke insecten van zich af wil houden) schei uit... Schei uit!
      De stilte. Stilte? Wellicht is er nimmer in de wereld muziek gehoord die gelijk staat met deze diepe, onverklankte muziek, gevormd door: de stilte, de gevoels-golvingen in Jorsa en Adonis; dan weer de regen-vlaagjes tegen de ramen; nu en dan een „plats” van een dikken droppel op den houten grond van het atelier, veroorzaakt door het lek; den naar avond hijgenden dag; de lichts-verandering in het atelier; het stilleven, overtogen met een rossig-gloeiend licht, waarin een tomaat als een groote traan van bloed doet, en de scharlaken lap als een trillende vlam...
      Adonis gaat wankelend naar den divan; tuurt voor zich uit. Jorsa La Fara gaat op de teenen naar de tabouret; beiden zitten in hunne gedachten verdiept.
      Pauze — — —
      Het verkleed-hokje gaat open en het meisje stapt er, geheel gekleed, uit. Ze kijkt beurtelings de kunstenaars aan, dan naar Adonis:)
      ’t  M e i s j e: Wanneer moet ik... e... weer terug-