Pagina:Van Doesburg, Opstanding (1913).pdf/4

Deze pagina is proefgelezen

ziel. Men moge de physionomie ook als wetenschap verwerpen, hare resultaten ontkennen, ieder gaat instinctmatig — want ook de dieren zijn zeer uitstekende physionomisten — volgens deze leer te werk en men zou aan dezen jongen man gezien hebben, dat het zwaartepunt aan zijn leven niet in de stof lag, maar in den geest; niet in het zinnelijke, maar in ’t geestelijke. Door het los neerwerpen van z’n hoed op het stil-leven-tafeltje valt een appel. Hij bukt. Een ader zelt op zijn voorhoofd. Met een gymnastische elasticiteit richt hij zich weer op. Hij is nerveus in zijn bewegingen, maar natuurlijk. Het meisje op den divan bespeurende, groet hij haar beleefd. In tegenstelling van zijn vriend Adonis, heeft Jorsa La Fara meer vastheid in de spierkrachtige beenen, die zijn goed gevormde slank lichaam met gemak dragen. Geheel een kamper tegen innerlijke zwakheden en de oude kwalen eigen aan zijn ras. Een die niet eer rust voor hij zegeviert over de stof. Iemand, die terwille van dit ideaal honger en dorst verduurt,den regen niet voelt, noch de rukwinden,om zijn huis hoort. Voor wien het al even is te slapen op den houten grond, die zijn hartklop weerkaatst of in een veeren bed. Voor zóo een is de wereld één lange hindernisbaan, hier kloven in den grond, dàar puinhoopen op den weg, iets verder weer doornen en prikkeldraad. Doch hij springt en klautert, schramt zich aan dit, verwondt zich aan dàt; doch hij rent en draaft, valt en staat weer op tot hij alle hindernissen achter zich heeft en staat in de vrije ruimte en het licht waar hij kan rusten op den troon van het zuivere Leven.)
      J o r s a  L a  F a r a: (Terwijl hij den appel weder voorzichtig in de stil-leven-compositie op ’t tafeltje schikt) Lag hij zoo... zoo?
      A d o n i s: ( kijkt er naar met halftoegeknepen oogen) Iets meer naar voren... het róod meer naar voren... nóg meer... ja... ja... zoo... (hij gaat naar het venster, haalt tabak en vloei uit zijn zak, waarvan hij in een oogenblik ’n sigaret rolt, die hij aansteekt; leunend tegen het kozijn.)
      Nou, wat had je nou te zeggen?...
      J o r s a: Ik kwam je alleen maar zeggen... dat ’t Woensdag de laatste keer is geweest...... dat ik op