Pagina:Van Doesburg, Opstanding (1913).pdf/6

Deze pagina is proefgelezen

verbroken. De rook is opgetrokken. De dingen zijn hard en tastbaar geworden. Het meisje snorkt. De kachel staat gloeiend als een ondergaande zon. De eerste botsing tusschen de twee differente gedachtenwerelden der vrienden heeft plaats gehad.)
      A d o n i s: (met klem en overtuiging) De schoonheid, bevredigt alle verlangens!...
      J o r s a: (als verwachtte hij dit)... zelfs de meest bloeddorstige... Zoodra zij een zekere hoogte,... haar grens, overschrijdt... zooals tegenwoordig... wordt zij misdadig.
      A d o n i s: Wat hindert dat? Zijn wij... kunstenaars verantwoording schuldig voor de uitwerking van onze werken op de toeschouwers? En dan...... is schoonheid soms niet grenzenloos?......
      J o r s a: Je moet je kunst en kunstenaarsschap kunnen verantwoorden aan je diepste zelf... ik bedoel aan den Mensch......
      A d o n i s: (valt in) Ik ben er alleen voor verantwoordelijk... dat mijn werk „kunst” is...... echte, persoonlijke kunst... de rest... waar die kunst vandaan komt... wat kan mij dan schelen?
      J o r s a: (met verheffing van stem). En voor wie... is die „persoonlijke kunst”... wie zul je daarmee voeden?... (met nog meer stem-verheffing) Mènschen nooit... ten minste... ik bedoel: wanneer ze haar oorsprong niet heeft in het menschelijke, in het geestelijke...
      (Het boek valt uit de hand van het slapende meisje, wat een kletsend geluid veroorzaakt.)
      Pauze. De vrienden zien in die richting.
      J o r s a: (met vuur) omdat je uitgangspunt was de kunstenaar, zal alleen jij zelf... of nog enkele gelijk aan je zelf... die kunst ondergaan...
      A d o n i s: (ijzig kalm) Daar heb ik allemaal maling aan... maling, ik schilder wanneer ik er lust in heb... wanneer ik getroffen wordt door iets moois... Verder denk ik niet...
      J o r s a: (bekoeld) Ik geloof eens gelezen te hebben dat „mensch” beteekent „ik denk”...... welnu... je kunt dan zelf nagaan in hoeverre je „mensch” bent. Als je zoo eeuwig vast blijft zitten aan dat kunstenaarschap... beperk je... je... wezen... en je zult nooit onbeperkte kunst maken... nooit!