Pagina:Verdrag betreffende de wetten en gebruiken van de oorlog te land 1899.pdf/8

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 41

De schennis van de bepalingen van den wapenstilstand door particulieren, die uit eigen beweging handelen, geeft slechts recht om de bestraffing van de schuldigen, en, zoo daartoe aanleiding bestaat, schadevergoeding voor de geleden verliezen te vorderen.

Afdeeling III - Van het militair gezag op het grondgebied van den vijandelijken Staat

Artikel 42

Een grondgebied wordt als bezet beschouwd, wanneer het zich feitelijk bevindt onder het gezag van het vijandelijk leger.

De bezetting strekt zich slechts uit over die deelen van het grondgebied waar dit gezag gevestigd is en in staat is zich te doen gelden.

Artikel 43

Wanneer het gezag van de wettelijke overheid feitelijk is overgegaan in handen van dengene, die het gebied heeft bezet, zal deze alle maatregelen nemen, die in zijn vermogen staan, ten einde voor zooveel mogelijk de openbare orde en het openbaar leven te herstellen en te verzekeren en zulks, behoudens volstrekte verhindering, met eerbiediging van de in het land geldende wetten.

Artikel 44

Het is verboden de bevolking van een bezet gebied te dwingen deel te nemen aan de krijgsverrichtingen tegen haar eigen land.

Artikel 45

Het is verboden de bevolking van een bezet gebied te noodzaken trouw te zweren aan de vijandelijke mogendheid.

Artikel 46

De eer en de rechten van het gezin, het leven der personen en de bijzondere eigendom, alsmede de godsdienstige overtuigingen en de uitoefening van de eerediensten moeten worden geëerbiedigd.

De bijzondere eigendom kan niet worden verbeurd verklaard.

Artikel 47

Plundering is uitdrukkelijk verboden.

Artikel 48

Indien de bezetter in het bezet grondgebied de belastingen, rechten en tollen heft, ten bate van den Staat vastgesteld, int, zal hij dit, zooveel mogelijk, doen volgens de geldende regelen voor de grondslagen en de verdeeling en zal daaruit voor hem de verplichting voortvloeien om te voorzien in de kosten van het bestuur van het bezette gebied in dezelfde mate, als de wettelijke Regeering daartoe verplicht was.

Artikel 49

Indien, buiten en behalve de belastingen in het vorig artikel bedoeld, de bezetter in het bezette grondgebied andere heffingen in geld doet, zal dit slechts kunnen geschieden ter voorziening in de behoeften van het leger of van het bestuur van dat grondgebied.

Artikel 50

Geenerlei gemeenschappelijke straf, in geld of van anderen aard, zal mogen worden uitgevaardigd tegen de bevolkingen op grond van persoonlijke handelingen, waarvoor zij in haar geheel niet als hoofdelijk aansprakelijk zouden kunnen worden beschouwd.

Artikel 51

Geene heffing zal geschieden dan krachtens een schriftelijk bevel en onder verantwoordelijkheid van een bevelvoerenden generaal.

De heffing zal, voor zooveel mogelijk, geschieden naar de regels geldende voor de grondslagen en de verdeeling der bestaande belastingen.

Voor elke betaling zal een ontvangbewijs aan de belastingplichtigen worden uitgereikt.