Pagina:Verdrag nopens de wetten en gebruiken van de oorlog te land 1907.pdf/1

Deze pagina is proefgelezen

Verdrag nopens de wetten en gebruiken van de oorlog te land,
's-Gravenhage, 18-10-1907
Geraadpleegd op 30-11-2023.
Geldend van 26-01-1910 t/m heden


(vertaling: nl)

VERDRAG nopens de wetten en gebruiken van den oorlog te land.


Zijne Majesteit de Duitsche Keizer. Koning van Pruisen;.......... [zie de namen van de overige Staatshoofden in de Franse tekst];

Overwegende dat, hoezeer ook naar de middelen gezocht wordt om den vrede te waarborgen en strijd met de wapenen tusschen de volken te voorkomen, toch ook het geval behoort te worden voorzien, dat gebeurtenissen, die hunne zorg niet mocht hebben kunnen afwenden, het beroep op de wapenen zouden te weeg brengen;

Bezield met het verlangen, ook in dit uiterste geval, de belangen der menschheid en de steeds voortschrijdende eischen der beschaving te dienen;

Oordeelende, dat het te dien einde noodig is de algemeene wetten en gebruiken van den oorlog te herzien, hetzij met het doel deze nauwkeuriger te omschrijven, hetzij om daarin zekere grenzen te stellen, bestemd om de hardheid er van zooveel mogelijk te beperken;

Hebben het noodig geoordeeld op zekere punten aan te vullen en nader te bepalen het werk van de Eerste Vredesconferentie, die, ten gevolge der Conferentie van Brussel van 1874, bezield door deze, door eene wijze en edelmoedige voorzorg aanbevolen overwegingen, voorschriften heeft aangenomen die ten doel hebben de gebruiken van den oorlog te land te omschrijven en te regelen.

Volgens de opvatting der Hooge Verdragsluitende Partijen zijn deze voorschriften, bij welker vaststelling de wensch heeft voorgezeten de rampen van den oorlog te verminderen, voor zoover de militaire noodzakelijkheid zulks toelaat, bestemd om tot algemeenen gedragsregel te strekken voor de oorlogvoerenden in hunne betrekkingen tot elkander en tot de bevolkingen.

Het is evenwel niet mogelijk geweest reeds thans voorschriften te beramen, toepasselijk op alle omstandigheden, welke zich in de werkelijkheid voordoen.

Intusschen kon het niet in de bedoeling der Hooge Verdragsluitende Partijen liggen, dat de niet voorziene gevallen, bij gebreke van eene geschreven bepaling, zouden zijn overgelaten aan de willekeurige beoordeeling van hen, die de legers aanvoeren.

In afwachting dat een meer volledig wetboek van de wetten van den oorlog kan worden uitgevaardigd, achten de Hooge Verdragsluitende Partijen het nuttig te verklaren, dat in de gevallen, welke niet begrepen zijn in de door Haar aangenomen reglementaire bepalingen, de bevolkingen en de oorlogvoerenden verblijven onder de bescherming en de heerschappij der beginselen van het volkenrecht, zooals die voortvloeien uit de tusschen beschaafde volken gevestigde gebruiken, de wetten der menschelijkheid en de eischen van het openbare rechtsbewustzijn.

Zij verklaren, dat met name de artikelen 1 en 2 van het door Haar aangenomen Reglement in dien zin moeten worden opgevat.

De Hooge Verdragsluitende Partijen, wenschende met dat doel een nieuw Verdrag te sluiten, hebben tot Hare Gevolmachtigden benoemd, te weten:'

[zie de namen der Gevolmachtigden in de Franse tekst.]

Die, na hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten te hebben nedergelegd, omtrent